[132] Na de voor de Perzen pijnlijke nederlaag bij Marathon kreeg Miltiades, die daarvóór al enig prestige onder de Atheners genoot, nog meer invloed. Hij vroeg de Atheners om 70 schepen, manschappen en geld, maar vertelde hen niet duidelijk tegen welk gebied hij ten strijde wilde trekken, alleen dat hij hen rijk zou maken, als zij hem volgden: hij zou hen naar zo’n land leiden waarvandaan zij moeiteloos gigantisch veel goud zouden weghalen. Zulke woorden gebruikte hij om de schepen te krijgen en de Atheners leverden ze, omdat zij erdoor werden opgehitst.
Rancuneus
[133] Miltiades kreeg z’n manschappen en voer naar Paros, waarbij hij als reden opgaf dat de Pariërs eerder tot actie waren overgegaan om met een fregat samen met de Perzen naar Marathon op te trekken.[1] Dit was de officiële reden, maar hij was ook rancuneus tegen de Pariërs vanwege Lysagoras, zoon van Teisias, van oorsprong een man van Paros, omdat deze hem verdacht had gemaakt bij de Pers Hydarnes.[2]
100 talenten
Aangekomen op de plaats waarheen hij voer, belegerde Miltiades met zijn leger de Pariërs, die nu opgesloten zaten binnen hun stadsmuren. Hij stuurde een heraut de stad in en eiste een som van 100 talenten[3] met de mededeling dat, als zij die niet gaven, hij z’n leger niet zou terugtrekken, voordat hij hen had vernietigd.
De Pariërs waren echt niet van plan enig geld aan Miltiades te geven, maar zochten een manier om hun stad te beveiligen. Zij hielden in de gaten waar precies de stadsmuur telkens weer ingenomen kon worden, om die ’s nachts tweemaal hoger te maken dan eerst.[4]
Advies van een assistent-priesteres
[134] Tot op dit punt van het verhaal zijn de Grieken het met elkaar eens, maar over wat er daarna gebeurde, volgt hier de versie van de Pariërs. Miltiades was ten einde raad, toen een krijgsgevangene hem te spreken kreeg, een vrouw uit Paros. Zij heette Timo en was assistent-priesteres van de goden van de onderwereld.[5] Tijdens hun ontmoeting adviseerde zij Miltiades dat te doen wat zij hem ook maar voorstelde, als hem er veel aan gelegen was Paros in te nemen. Zij vertelde hem wat hij moest doen, waarop hij de weg afliep naar de heuvel die voor de stad lag en over de omheining sprong van Demeter Thesmoforos,[6] omdat hij de poort niet kon openen. Na eroverheen te zijn gesprongen liep hij naar de tempel om daar binnen iets te doen: een verboden object aanraken of wat dan ook. Toen hij voor de deur stond, begon zijn lichaam plotseling te rillen en rende hij over dezelfde weg terug, maar bij zijn sprong vanaf de heg verrekte hij zich zijn dijbeen (anderen vertellen dat hij zich zijn knie stootte).
Geen straf
[135] Miltiades, die in een slechte staat verkeerde, voer terug naar huis zonder geld voor de Atheners mee te brengen en Paros in bezit te hebben genomen. De belegering duurde 26 dagen en hij had op het eiland slechts verwoestingen aangericht. Nu kregen de Pariërs te horen dat Timo, de assistent-priesteres van de goden, Miltiades de weg had gewezen en, omdat zij haar daarvoor wilden straffen, stuurden zij gezanten[7] naar Delfi, zodra na de belegering de rust voor hen was weergekeerd. Zij deden dat om te informeren of zij de assistent-priesteres van de goden moesten terechtstellen: zij had de vijanden uitgelegd hoe haar vaderland in te nemen en Miltiades heilige objecten onthuld die voor de mannelijke sekse geheim moesten worden gehouden.[8] De Pythia stond dat niet toe. Volgens haar viel Timo dat niet te verwijten; omdat het namelijk met Miltiades slecht moest aflopen, was zij aan hem verschenen om hem de weg te wijzen naar een slechte afloop.
Dood van Miltiades
[136] Dat was het antwoord dat de Pariërs van de Pythia kregen. Eenmaal teruggekeerd van Paros kreeg Miltiades veel kritiek van de Atheners, vooral van Xanthippos, zoon van Arifron, die zich voor de volksrechtbank[9] uitsprak voor de doodstraf voor Miltiades en hem beschuldigde van misleiding van het Atheense volk. Miltiades was wel verschenen, maar voerde niet zijn eigen verdediging (dat kon hij niet, want het koudvuur was hem in het dijbeen geslagen);[10] terwijl hij uitgestrekt op een bed lag, namen vrienden zijn verdediging op zich.[11] Zij stonden lang stil bij de slag die bij Marathon had plaatsgevonden en bij de verovering van Lemnos, hoe hij het had ingenomen, wraak had genomen op de Pelasgen[12] en het in handen van de Atheners had gegeven. Het volk koos echter zijn kant, waar het de vrijspraak van de doodstraf betrof, maar veroordeelde hem op grond van het vergrijp tot een geldboete van 50 talenten.[13] Daarna stierf Miltiades aan koudvuur in het dijbeen en ontbinding daarvan. De 50 talenten werden betaald door zijn zoon Kimon.
[1] Een buitenproportionele represaillemaatregel voor hooguit 200 strijders (meer konden er niet op een fregat, een zgn. triëre), die waarschijnlijk ook nog onder dwang met de Perzen moesten meevechten.
[2] Zie voor de verdrijving van Miltiades en zijn troepen uit de Chersonesos door de Foeniciërs (in opdracht van de Perzen) hfdst. 39 e.v.
[3] Voor de waarde vgl. hfdst. 46, opm. 7.
[4] Waarmee gezegd is dat de gevechtshandelingen zich over een langere periode voortsleepten.
[5] Het gaat om de godinnen Demeter en Persefone, wier cultus wijd verbreid was in de Griekse wereld.
[6] Een Thesmoforion (heiligdom), zoals dat op Aigina (vgl. hfdst. 91); tempels lagen vaak op heuvels en waren omheind.
[7] Zgn. theopropoi (Gr. θεοπρόποι), die alleen de taak hadden orakels te raadplegen.
[8] De cultus van Demeter en Persefone was alleen voor vrouwen opengesteld; mannen konden aan de rituelen niet deelnemen.
[9] Bedoeld wordt de heliaia (Gr. ἡλιαῖα), waarin, afhankelijk van de zwaarte van het vergrijp, een wisselend aantal leden zitting hadden (het aantal bijv. bij het proces tegen filosoof Sokrates was 501).
[10] Het lijkt erop dat eerder de infectueuze verwonding aan de knie de ontbinding van het been heeft veroorzaakt dan de verrekking, zoals genoemd in hfdst. 134.
[11] Ongebruikelijk, want een aangeklaagde nam zelf het woord en hield een “spontane” redevoering, die dan wel door een professionele logograaf opgesteld was; Miltiades’ toestand was blijkbaar te ernstig.
[12] Een algemene benaming (Gr. Πελασγοί) voor de oorspronkelijke, vóór-Griekse bevolking, waartoe de inwoners van Lemnos (zij spraken ook een ander dialect) werden gerekend.
[13] Voor de waarde vgl. hfdst. 46, opm. 7.