[114] De Grieken die zich vanuit Mykale naar de Hellespont hadden begeven, hadden last van tegenwind en gingen eerst voor anker bij Lekton. Daarvandaan bereikten ze Abydos en troffen de bruggen aan in staat van ontmanteling. Ze dachten die nog strak aangetrokken aan te treffen en waren juist om die reden naar de Hellespont gekomen. De Peloponnesiërs onder leiding van Leutychides hadden besloten om naar Griekenland terug te varen, de Atheners en hun legeraanvoerder Xanthippos om daar te blijven en de Chersonesos aan te vallen. De Peloponnesiërs nu voeren weg, maar de Atheners staken vanuit Abydos over naar de Chersonesos en belegerden Sestos.
Leverancier
[115] Mensen verzamelden zich daar in Sestos, de sterkste burcht van die streek, toen zij hoorden van de komst van de Grieken in de Hellespont. Het waren omwonenden en onder hen was Oiobazos, een Pers uit de stad Kardia,[1] de plaatselijke leverancier van de kabels voor de bruggen. De inwoners waren Aitoliërs uit de streek aldaar, maar je had er ook Perzen en vele anderen die hun bondgenoten waren.
Een arrogante man
[116] Die provincie werd bestuurd door Artaÿktes, een Pers en gouverneur onder Xerxes, een vreselijke en arrogante man.[2] Hij had de Perzische koning tijdens diens opmars tegen Athene misleid door de bezittingen van Protesilaos, zoon van Ifiklos,[3] uit Elaious weg te halen. In Elaious op de Chersonesos heb je het graf van Protesilaos met daaromheen een heilig gebied,[4] waar veel waardevols lag zoals gouden en zilveren bekers en bronzen voorwerpen en kleding en nog meer offergaven, die door Artaÿktes zijn geplunderd met goedkeuring van de koning. Xerxes is door hem met de volgende woorden op het verkeerde been gezet: “Heer, je hebt daar een landgoed van een Griek die tegen uw land ten strijde is getrokken, maar z’n verdiende straf heeft gekregen en gesneuveld is. Geef mij zijn landgoed en een ieder zal beseffen dat hij niet tegen uw land ten strijde mag trekken.”[5]
Heiligschennis
Met die woorden dacht hij Xerxes op eenvoudige wijze ertoe te bewegen hem het landgoed van de man te schenken, omdat de koning niet zou vermoeden wat hij van plan was. Hij beweerde dat Protesilaos ten strijde was getrokken tegen het land van de Perzische koning[6] en had daarbij de volgende gedachte: Perzen vinden dat heel Klein-Azië hen en de regerende vorst toebehoort. Toen het hem werd gegund,[7] bracht hij de bezittingen uit Elaious naar Sestos en gebruikte het heilig gebied om er landbouw te bedrijven en vee te telen. Zelf had hij, telkens wanneer hij in Elaious kwam, in het centrale deel van de tempel seks met vrouwen.
Nu werd hij door de Atheners belegerd zonder maatregelen tegen een belegering te hebben genomen of de Grieken te hebben verwacht. Hij werd bij wijze van spreken door hun aanval verrast.
Gemor
[117] Toen de herfst inviel en de belegering voortduurde, was er een en al gemor onder de Atheners, omdat zij hun eigen land niet terugzagen en de burcht niet konden innemen. Ze drongen bij hun aanvoerders erop aan om hen terug naar huis te brengen, maar deze zeiden dat pas te doen, als ze de burcht hadden ingenomen of als de Atheense volksvergadering hen zou terugroepen.
Sestos bevrijd
[118] Uiteindelijk namen ze de situatie voor lief. Voor de mensen in de burcht waren de omstandigheden inmiddels allerbelabberdst geworden. Het was zó erg dat zij de leren riemen[8] van hun bedden kookten en opaten. Toen ook die op waren, namen de Perzen, zo ook Artaÿktès en Oiobazos, ’s nachts de benen en ontsnapten door aan de achterkant van de burcht naar beneden te springen, waar geen vijand te bekennen was. Toen het dag was geworden, gaven de mensen van de Chersonesos vanuit de borstwering tekens aan de Atheners om duidelijk te maken wat er was gebeurd en openden de poorten. De meesten van hen zetten de achtervolging in, de rest bezette de stad.
Oiobazos en Artaÿktes opgepakt
[119] Oiobazos nu probeerde naar Thrakia te ontkomen, maar werd door de Thrakische Apsynthioi[9] opgepakt en op de voor hen kenmerkende manier aan de plaatselijke god Pleistoros geofferd. Zijn metgezellen werden op een andere wijze gedood.[10] Artaÿktes en zijn mannen waren later op de vlucht geslagen en werden net voorbij Aigos Potamoi ingehaald.[11] Na lange tijd weerstand te hebben geboden zijn sommigen van hen gesneuveld, anderen werden levend gevangengenomen. Ze werden door de Grieken in de boeien geslagen en naar Sestos overgebracht, onder wie Artaÿktes, ook hij in de boeien, en zijn zoon zich bevonden.
Het wonder van de vissen
[120] Door bewoners van de Chersonesos wordt verteld dat, terwijl een van de bewakers gezoute vissen aan het bakken was, hem ongeveer het volgende wonder overkwam. De gezoute vissen spartelden en sprongen boven het vuur als versgevangen exemplaren. Omstanders keken met verbazing toe,[12] alleen Artaÿktes riep, toen hij het wonder zag gebeuren, naar de man die de gezouten vis aan het bakken was en zei: “Vriend uit Athene,[13] heb helemaal geen angst voor dat wonder. Het teken is niet voor jou bestemd, maar ík krijg een teken van Protesilaos in Elaious dat hij weliswaar dood en verschrompeld is, maar van de goden de macht heeft gekregen om wie hem onrecht doet te straffen. Het is nu eenmaal zo dat ik bereid ben de schade te compenseren: ik zal de god[14] honderd talenten geven voor de bezittingen die ik uit het heiligdom heb weggenomen en tweehonderd talenten aan de Atheners voor mijzelf en mijn zoon, als ik het heb overleefd.”
Wraak en executie
Van dat aanbod was legeraanvoerder Xanthippos niet erg onder de indruk. De inwoners van Elaious zochten wraak voor Protesilaos en vroegen om Artaÿktes’ executie; de legeraanvoerder zelf dacht ook in die richting. Ze brachten de man naar de landtong waarnaar Xerxes z’n oversteek had gemaakt (volgens anderen brachten ze hem naar de heuvel buiten Madytos) en hingen hem op aan een balk waaraan ze hem hadden vastgespijkerd. Artaÿktes’s zoon hebben ze voor z’n ogen door steniging gedood.[15]
[121] Toen ze dat hadden gedaan, voeren ze terug naar Griekenland en namen wat van waarde was mee, waaronder ook de kabels van de bruggen, om het in de tempels op te stellen.[16] In dat jaar gebeurde er verder niets anders dan dat.
[1] Een Oiobazos wordt genoemd als de vader van een van de Perzische aanvoerders (vgl. boek 7, hfdst. 68).
[2] Hij is al even genoemd in boek 7, hfdst. 33.
[3] Protesilaos wordt door Homeros genoemd als de man die als eerste voet aan wal zette op de kust voor Troje en de allereerste Griek was die door een Trojaan werd gedood (Ilias 2.701-702: τὸν δ᾽ ἔκτανε Δάρδανος ἀνὴρ νηὸς ἀποθρῴσκοντα).
[4] Het graf wordt tevens genoemd door Thoukydides (Hist. 8.102), Strabo (Geogr. 13.1.31) en Pausanias (Perihegesis 1.34.2).
[5] Met opzet noemt Artaÿktes de naam van de Griek (vgl. volgende opm.) niet.
[6] Strikt genomen een onjuiste bewering, omdat het Perzische rijk in die tijd (Trojaanse oorlog) nog niet bestond.
[7] Had Xerxes geweten dat het om het bezit van een heros ging, had hij, zelfs als niet-Griek, geen toestemming gegeven tot plundering.
[8] Zij vormden een onderdeel van de ophangconstructie, zoals ook te zien is op afbeeldingen op Griekse vazen.
[9] Een met de Dolongken, die de Chersonesos controleerden, rivaliserende stam in Thrakia (vgl. boek 6, hfdst. 34).
[10] Hun terechtstelling verliep ‘normaal’, anders dan de rituële terechtstelling van Oiobazos.
[11] Zij kwamen niet zo ver als de groep van Oiobazos.
[12] Daarmee worden de bewakers bedoeld.
[13] Met zijn vriendelijke woorden dacht Artaÿktes een grotere kans te maken aan zijn benarde positie te ontkomen.
[14] In hfdst. 116 noemde hij Protesilaos nog “een Griek”.
[15] Het lot van Artaÿktes’ zoon wordt alleen hier beschreven, niet in een eerdere passage met de vermelding van Artaÿktes’ kruisiging (zie boek 7, hfdst. 33).
[16] De schrijver heeft elders een uitgebreide beschrijving gegeven van de kabels en indirect valt daaruit af te leiden dat hij die ergens als buit in een tempel heeft gezien (vgl. boek 7, hfdst. 36).