[97] Terwijl zij dat standpunt innamen en bij de Perzen in een kwaad daglicht werden gesteld, kwam uitgerekend op dat moment Aristagoras, door de Lakedaimoniër Kleomenes uit Sparta gezet,[1] in Athene aan. Deze stad was vergeleken bij de rest de machtigste. Aristagoras verscheen in de volksvergadering en noemde dezelfde punten als in Sparta: de voordelen in Klein-Azië en de oorlogvoering tegen de Perzen, die geen schild of lans gebruikten en eenvoudig te verslaan waren. Daarnaast zei hij ook nog, dat de Milesiërs kolonisten uit Athene waren en het vanzelfsprekend was dat ze door hen werden beschermd, want hun macht was groot. Hij had dringend hun hulp nodig en beloofde van alles, totdat hij hen had overtuigd. Het is blijkbaar eenvoudiger om velen over te halen dan één: met die ene Lakedaimoniër Kleomenes lukte het hem niet, wel met 30.000 Atheners.[2]
20 schepen
De Atheners kozen zijn kant en namen het besluit om twintig schepen te sturen om de Ioniërs te helpen. Zij kozen als hun commandant Melanthios, een onder de burgers in alle opzichten hooggewaardeerd man. Die schepen waren het begin van de ellende tussen de Grieken en Perzen.
[98] Aristagoras voer alvast naar Milete en daar aangekomen bedacht hij een plan dat de Ioniërs geen enkel voordeel zou brengen, want het had geen ander doel dan koning Dareios pijn te doen. Hij stuurde een man naar de Paioniërs aan de Strymon in Frygia, die door Megabazos gevangen waren genomen en apart gehuisvest waren in een streek en dorp in Frygia.[3] Toen deze bij hen was aangekomen, meldde hij hen het volgende: “Paioniërs, Aristagoras, tiran van Milete, heeft mij gestuurd om jullie een weg naar de vrijheid voor te stellen, wanneer jullie naar hem willen luisteren. Nu is heel Ionia in opstand gekomen tegen de Perzische koning en hebben jullie de gelegenheid om veilig terug te keren naar jullie eigen land. Tot aan de kust zal de terugtocht een zaak van jullie zelf zijn, voor de rest zorgen wij.”
Paioniërs bevrijd
Toen de Paioniërs dat hadden gehoord, waren zij een en al enthousiasme en vluchtten met medeneming van hun vrouwen en kinderen naar de zee. Enkelen van hen bleven uit angst waar zij waren. Na hun aankomst bij de kust staken de Paioniërs vandaar over naar Chios. Zij werden op de hielen gezeten door een groot regiment Perzische ruiters dat hen achtervolgde, maar zij hadden op het nippertje Chios bereikt. Omdat deze hen niet hadden achterhaald, lieten zij de Paioniërs op Chios weten dat zij terug moesten keren. De Paioniërs gingen niet in op het voorstel, maar lieten zich door de bewoners van Chios van hun eiland naar Lesbos brengen en de bewoners van Lesbos zetten hen over naar Doriskos.[4] Vandaaruit kwamen zij te voet thuis in Paionia.
[1] De schrijver pakt hier de draad op van hfdst. 51.
[2] Het gaat hier om de eerste officiële vermelding uit de oudheid van het aantal (mannelijke en stemgerechtigde) burgers in Athene aan het begin van de vijfde eeuw vóór Christus.
[3] Zoals beschreven in hfdstt. 14 & 15.
[4] Aan de monding gelegen van de rivier Hebros (Gr. Ἕβρος), in Zuid-Thrakia.