Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

De dood van Apriës

[169] Toen Apriës en Amasis elkaar bij de stad Momemfis ontmoetten, de eerste met zijn hulptroepen, de tweede met enkel en alleen Egyptenaren, kwam het tot een treffen. De vreemdelingen leverden een goed gevecht, maar ze waren veruit in de minderheid en werden daarom verslagen. Het verhaal gaat dat Apriës in de veronderstelling verkeerde dat zelfs geen enkele god een einde kon maken aan zijn heerschappij. Zo veilig was volgens hem zijn positie.

Apriës aan het volk uitgeleverd

Hoe het ook zij, hij verloor het gevecht en werd gevangengenomen en overgebracht naar zijn vroegere residentie in de stad Saïs, nu het paleis van Amasis. Hij werd een tijdje daar in het paleis opgevangen en door Amasis goed behandeld. De Egyptenaren namen het hem echter kwalijk dat hij er niet goed aan deed hun én zijn grootste vijand in leven te houden, en dat was voor hem de reden om Apriës aan hen uit te leveren.

Ze brachten hem door wurging ter dood en zetten hem bij in de graftombe van zijn voorvaderen. Deze bevindt zich in het heiligdom van Athena,[1] als je dat betreedt direct links naast de centrale ruimte. De inwoners van Saïs hebben alle farao’s die uit dat district kwamen, binnen in de tempel bijgezet.

Graf van Amasis

Overigens bevindt zich het grafteken van Amasis verder van de centrale ruimte dan dat van Apriës en zijn voorvaderen, maar het ligt ook op de binnenplaats van het heiligdom,[2] een grote colonnade van steen, voorzien van zuilen die palmbomen voorstellen, en andere kostbare versieringen. In het midden van de colonnade is een dubbele deur aangebracht, waarachter de grafkamer ligt.

[170] Je hebt in het heiligdom van Athena, achter de tempel en zich langs de hele muur van Athena’s heiligdom uitstrekkend ook de grafkamer van hem wiens naam ik in dit verband uit piëteit niet mag noemen.[3] Op het tempelterrein staan verder grote, spitse zuilen van steen[4] en je hebt ernaast een meer, afgewerkt met een stenen rand en aangelegd als een volmaakte cirkel, volgens mij zo groot als het meer op Delos, dat ze het ‘Ronde Meer’ noemen.[5]

Egyptische mysteriën

[171] Op dat meer houden de Egyptenaren midden in de nacht passiespelen die door hen ‘mysteriën’ worden genoemd. Zo goed als ik op de hoogte ben hoe de onderdelen ervan verlopen, moet ik er het zwijgen toedoen. Ook met betrekking tot het inwijdingsfeest van Demeter,[6] door de Grieken ‘thesmoforia’ genoemd,[7] mogen alleen mededelingen worden gedaan, als met piëteit over haar gesproken wordt.

Het waren de dochters van Danaos die dat feest vanuit Egypte hebben ingevoerd en de Pelasgische vrouwen bijgebracht.[8] Het feest is verloren gegaan, toen de gehele bevolking van de Peloponnesos door de Doriërs was verdreven. De Arkadiërs, Peloponnesiërs die achterbleven en zich niet lieten verjagen, waren de enigen die het feest in stand hielden.


[1] Griekse benaming voor de Egyptische godin Neith.

[2] Elders valt te lezen hoe Kambyses, koning van Perzië, tijdens de inneming van Saïs het lijk van Amasis uit de grafkamer dat zich in het paleis bevindt, laat halen en toetakelen (zie boek 3, hfdst. 16).

[3] De naam van de god Osiris blijft onvermeld, evenals in hfdstt. 61, 86 en 132.  

[4] Egyptische obelisken worden aangeduid met het Griekse woord voor ‘spies’, obelos (Gr. ὄβελος; vgl. hfdst. 111).

[5] Dat meer had volgens de schrijver “de vorm van een wagenwiel”, trochoeides (Gr. τροχοειδής) en lag ten noorden van de Apollotempel op Delos; in werkelijkheid had het meer een ovale vorm van ca. 90 bij 60 m.

[6] Demeter wordt door de schrijver gelijkgesteld met de Egyptische godin Isis.

[7] Het was een driedaags feest van en voor vrouwen ter viering van het pasgezaaide graan en hun vruchtbaarheid, in Attika gehouden in de tweede helft van de maand oktober; dit feest komt elders ter sprake (zie boek 6, hfdst. 16) en ook Demeter Thesmoforos wordt een aantal keren door de schrijver genoemd (zie boek 6, hfdst. 91 & 134).

[8] De gedachte dat religieuze gebruiken, goden en godennamen uit Egypte in Griekenland zijn gekomen en door de voor-Griekse bevolking zijn geadapteerd, is eerder uitgesproken (zie hfdst. 50).