Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

De rode mantel van Syloson

[139] Hierna bezette koning Dareios Samos, de voornaamste van alle Griekse en buitenlandse steden. Dit was ongeveer zijn drijfveer. Toen Kambyses, zoon van Kyros, tegen Egypte optrok, kwamen onder anderen vele Grieken naar dat land, sommigen, zoals te verwachten was, om economische motieven, anderen in dienst van z’n leger. Nog weer anderen waren enkel en alleen toerist. Een van hen was Syloson, zoon van Aiakes, een broer van Polykrates en vluchteling uit Samos.[1]

Op de markt in Memfis

Deze Syloson had eens een gelukje. Hij begaf zich, met een mantel, een rode,[2] die hij om zich heen had geslagen, in Memfis op de markt. Dareios, toen lijfwacht van Kambyses en nog niet iemand van hoog aanzien, zag hem en wilde die mantel, waarop hij de man benaderde en een bod op de mantel deed. Syloson bemerkte dat Dareios maar al te graag z’n mantel wilde hebben en zei, impulsief als hij was: “Ik vraag er geen geld voor, maar geef hem zo weg, als je hem koste wat kost wilt hebben.”

Dareios had hiervoor alleen maar lof en nam het kledingstuk in zijn bezit. Syloson besefte ineens dat hij door onnozelheid het kwijt was geraakt.

Dareios’ weldoener

[140] Enige tijd later kwam Kambyses te overlijden en waren de zeven tegen de Magiër in opstand gekomen. Toen van die zeven Dareios de macht greep, begreep Syloson dat het koningschap in handen van die man terecht was gekomen aan wie hij ooit persoonlijk in Egypte het kledingstuk had gegeven waarom hij had gevraagd. Hij trok het land in naar Sousa, nam plaats in de vestibule van het koninklijk paleis[3] en gaf te kennen dat hij Dareios’ weldoener was.[4]

De poortwachter hoorde dit en meldde het aan de koning, die zich verbaasde en tegen hem zei: “Moet ík iemand dankbaar zijn? Wie van de Grieken mag die weldoener dan wel zijn? Ik ben maar pas aan de macht gekomen. Zo goed als niemand heeft zich tot nu toe bij mij gemeld en ik heb zeker geen enkele schuld bij een Griek uitstaan. Laat hem toch maar binnenkomen, want dan kan ik weten wat hij met zijn woorden bedoelt.”

Dank van Dareios

De poortwachter bracht Syloson binnen en de tolken vroegen hem, toen deze naar voren was gestapt, wie hij was en hoe het kwam dat hij zich weldoener van de koning noemde. Syloson nu vertelde de gehele geschiedenis van de mantel en zei dat hij het zélf was die hem had gegeven. Dareios reageerde als volgt: “Ach, meest genereuze persoon, ben jíj de man die mij, toen ik nog geen enkele macht had, een geschenk, hoe klein ook, gaf? Mijn dank zal naar verhouding zijn, alsof ik nu op een of andere wijze iets groots heb ontvangen. Ik bied je in ruil hiervoor meer dan genoeg goud en zilver, zodat je er nooit spijt van zult krijgen dat je Dareios, zoon van Hystaspes, een dienst hebt bewezen.”

Geef mij Samos!

Hierop sprak Syloson: “Koning, geef mij goud noch zilver, maar red mij door mij mijn vaderland Samos terug te geven, dat nu, na de dood van Polykrates door Oroites, in handen is van een slaaf van ons.[5] Geef mij dat als geschenk, zonder te doden en slaven te maken.”

[141] Toen Dareios deze woorden had gehoord, stuurde hij een leger onder aanvoering van Otanes, een van de zeven.[6] Zijn instructie luidde om alles uit te voeren waarom Syloson vroeg. Otanes begaf zich op weg naar de zee en trof voorbereidingen voor de militaire expeditie.


[1] Polykrates kwam in 538 vC op Samos aan de macht en regeerde samen met zijn broers Pantagnotos en Syloson; vanaf 532 vC was hij alleenheerser na Pantagnotos te hebben vermoord en zijn jongste broer Syloson te hebben verbannen (zie boek 3, hfdst. 39).

[2] De kleur viel op, omdat Egyptenaren voornamelijk witte kleding droegen (vgl. boek 2, hfdst. 81); er is ook voorgesteld, gezien de vreemde plaatsing van het woord in de brontekst (‘rood’ staat ver gescheiden van ‘mantel’), er ‘vroeg in de ochtend’, proï (Gr. πρωί), te lezen.

[3] Syloson vroeg officiëel audiëntie aan bij de kersverse Perzische koning.

[4] Blijkbaar werd aan het Perzische hof bijgehouden wie ‘weldoeners’, Perzisch orosangai, waren (vgl. boek 8, hfdst. 85).   

[5] Met een verwijzing naar Maiandrios, ooit secretaris van Polykrates (zie hfdst. 123) en nu zijn opvolger als tiran van Samos (zie hfdst. 142).

[6] De zeven opstandelingen die Smerdis van de troon wierpen (zie hfdst. 70).