[11] Zodra Dareios de Hellespont overgestoken en in Sardes aangekomen was, dacht hij terug aan de goede dienst die de Milesiër Histiaios hem bewees en aan het advies van de Mytilener Koës.[1] Hij liet hen naar Sardes komen en een beloning kiezen. Omdat Histiaios al heerser over Milete was, verlangde hij niet naar nóg een heersersrol, maar vroeg om Myrkinos in het gebied van de Edonen, want daar wilde hij een stad stichten.[2] Koës was geen tiran, maar gewoon burger en vroeg daarom alleenheerser te mogen worden van Mytilene. Hun wensen – van allebei – werden ingewilligd en zij vertrokken naar de plek van hun keuze.
[12] Dareios wilde Megabazos opdragen de Paioniërs gevangen te nemen en ze uit Europa af te voeren naar Azië. Dit kwam hem goed uit, omdat hij het volgende had meegemaakt. Er waren twee mannen uit Paionia, Pigrès en Mastyès, die na Dareios’ oversteek naar Azië, zelf over de Paioniërs wilden heersen en in Sardes aankwamen. Zij hadden een zuster bij zich die groot en knap was.[3]
Een bijzondere zuster
Zij wachtten net zolang totdat Dareios rechtszitting hield aan de rand van de stad van de Lydiërs en handelden ongeveer als volgt. Ze hadden hun zuster zo fraai mogelijk uitgedost en stuurden haar eropuit om water te halen: zij droeg een emmer op haar hoofd, leidde aan haar arm een paard en was vlasdraad aan het spinnen.[4] Toen de vrouw langsliep, trok het de aandacht van Dareios; immers, wat de vrouw deed, was niet typisch Perzisch of Lydisch en werd verder door niemand in Azië gedaan. Omdat zijn aandacht was getrokken, stuurde hij enkele wachters en beval hen goed op te letten wat zij met het paard zou doen. Zij liepen haar achterna en toen zij bij de rivier was aangekomen, liet zij het paard drinken en na de emmer met water te hebben gevuld nam zij de weg terug en liep weer langs, terwijl zij het water op haar hoofd droeg, het paard aan haar arm leidde en aan de spoel draaide.
Dareios nieuwsgierig
[13] Verbaasd over wat hij van de verspieders te horen kreeg en over wat hij met eigen ogen zag, liet Dareios haar voor zich leiden. Toen zij werd voorgeleid, waren haar broers er ook, want zij hielden op niet al te verre afstand een oogje in het zeil. Op Dareios’ vraag uit welk land zij kwam, zeiden de jongemannen dat zij Paioniërs waren en dat zij hun zuster was. Hij op zijn beurt vroeg wat voor mensen Paioniërs waren en waar ter wereld zij leefden en met welk doel zij naar Sardes waren gekomen. Zij gaven aan dat zij gekomen waren om hun diensten aan hem aan te bieden, dat Paionia een door mensen bewoond gebied was aan de Strymon, een rivier niet ver van de Hellespont, en dat hun nederzetting door Teukroi uit Troia was gesticht.
Dat waren de details die zij gaven en Dareios vroeg of daar bij hen alle vrouwen zo vlijtig waren. Maar al te graag verklaarden zij (en hierom was het hen precies te doen) dat dat klopte.
Bevel tot deportatie
[14] Daarop schreef Dareios een brief aan Megabazos, door hem in Thrakia achtergelaten als legeraanvoerder, en gaf de opdracht om de Paioniërs van hun verblijfplaatsen te laten vertrekken en ze samen met hun kinderen en vrouwen naar hem toe te brengen. Meteen bracht een ruiter met spoed het bericht naar de Hellespont en gaf na de oversteek het document aan Megabazos. Toen deze het bericht had gelezen, nam hij gidsen uit Thrakia en trok tegen de Paioniërs op.
Aanval in de rug
[15] Toen de Paioniërs te horen hadden gekregen dat de Perzen op hen afkwamen, verzamelden zij zich en trokken weg naar de zee. Zij dachten dat de Perzen dáárlangs[5] zouden binnendringen en hen aanvallen. De Paioniërs stonden klaar om de opmars van Megabazos’ leger te stuiten, maar toen de Perzen hadden begrepen dat zij zich hadden verzameld en de toegangsweg aan zee bewaakten, sloegen zij met gidsen de weg landinwaarts in. De Paioniërs hadden er geen weet van dat de Perzen hun steden, nu zonder mannen, binnenvielen. Omdat zij steden binnenvielen die leeg waren,[6] waren deze voor hen een gemakkelijke prooi. Zodra als de Paioniërs hadden begrepen dat hun steden waren bezet, gingen zij meteen uit elkaar, keerden allen terug en gaven zich aan de Perzen over.
Zo komt het dat de Siriopaioniërs en de Paioplen en alle Paioniërs tot aan het meer van Prasias uit hun woongebieden verdreven en naar Azië afgevoerd werden.
Huizen op het water
[16] De Paioniërs in de omgeving van het Pangaiongebergte, van het gebied van de Doberen, Agrianen en Odomanten en rondom het meer van Prasias zelf werden helemaal niet door Megabazos onderworpen. Hij heeft wel geprobeerd de mensen gevangen te nemen die in zulke huizen óp het meer woonden: een vloer van planken,[7] bijeengehouden op hoge palen, stond in het midden van het meer en was met één smalle brug vanuit het vasteland toegankelijk.
Het oprichten van de palen onder het plankier is vroeger ooit een collectieve inspanning van de burgers geweest. Later pasten zij daarbij de volgende spelregels toe: wie trouwt richt voor iedere vrouw drie palen op die hij uit het gebergte haalt dat de naam Orbelos draagt; stuk voor stuk zijn zij echter met vele vrouwen getrouwd. Zo wonen zij: iedereen beschikt op het plankier over een hut om erin te leven en een luik als deur in het plankier die de weg omlaag naar het meer voert. Hun jonge kinderen binden zij met touw aan de voet vast uit vrees dat zij naar beneden rollen.
Hun paarden en lastdieren voeren zij met vis. Hiervan is er zoveel, dat, wanneer je het luik in de vloer openklapt, je met een koord een lege mand in het meer neerlaat en na even gewacht te hebben hem vol vissen ophaalt. Je hebt er twee soorten vis, die ze ‘paprakes’ en ’tilones’ noemen.
[1] Histiaios’ pro-Perzische houding wordt beschreven in boek 4, hfdst. 137; Koës wordt beloond voor zijn advies in boek 4, hfdst. 97.
[2] Op de plek van het later Amfipolis in noord-Griekenland, strategisch gelegen aan de monding van de rivier Strymon.
[3] Uit de context blijkt dat het om twee broers gaat.
[4] De Paionische speelde de rol van een voorbeeldige en toegewijde vrouw.
[5] D.w.z. over de weg langs de kust; Megabazos kwam hier met een landleger.
[6] De tekst vermeldt dat de steden leeg waren; er zullen, wel te verstaan, alleen vrouwen, kinderen en hoogbejaarden zich nog in de steden hebben bevonden, zoals correcter is weergegeven in de vorige zin.
[7] De hier gebruikte term wordt normaliter gebruikt voor de planken (ikria, Gr. ἴκρια) van het dek van schepen.