[158] Nekos was de zoon van Psammetichos en volgde hem op als farao van Egypte. Hij was de eerste[1] die is begonnen aan het kanaal dat naar de Rode Zee leidt en in tweede instantie door de Pers Dareios is doorgetrokken.[2] De lengte ervan is gelijk aan een bootreis van vier dagen en het is zo breed uitgegraven dat twee slagschepen kunnen varen,[3] terwijl ze er naast elkaar drijven.[4]
Kanaal naar de Rode Zee
Het water is vanuit de Nijl ernaartoe geleid net ten zuiden van Boubastis langs de Arabische stad Patoumos en komt uit in de Rode Zee. Het kanaal loopt eerst door het deel van het Egyptische vlakke land dat aan Arabië grenst. In het zuiden wordt de vlakte begrensd door de bergrug die zich bij Memfis uitstrekt en waar de steengroeven zijn. Langs de voet van die bergrug is het kanaal over grote afstand van west naar oost getrokken. Daarna wordt het door gleuven geleid en loopt het vanaf de bergrug in de richting van de zon naar het zuiden de Arabische Golf in.
De aanleg kost velen het leven
De kortste en snelste weg om vanuit de noordelijke zee naar de zuidelijke zee, zoals die Rode Zee ook wel wordt genoemd, over te steken is die vanuit de berg Kasios die de grens vormt tussen Egypte en Syria. Vandaar is het 185 kilometer[5] naar de Arabische Golf. Dat is hemelsbreed, maar het kanaal is tamelijk bochtig en veel langer. Het graafwerk kostte onder farao Nekos 120.000 Egyptenaren[6] het leven. Nekos hield, toen hij met het graven halverwege was, het voor gezien, omdat een orakel hem tegenhield, dat zei dat hij met dit werk het de buitenlander gemakkelijk maakte. Allen die niet dezelfde taal spreken als zij, worden door de Egyptenaren ‘buitenlander’ genoemd.[7]
Militaire campagnes
[159] Nu Nekos het werk aan het kanaal had stopgezet, wijdde hij zich aan legercampagnes. Er werden slagschepen[8] gebouwd, niet alleen om ze in te zetten in de noordelijke zee, maar ook in de Rode Zee bij de Arabische Golf. De scheepswerven zijn nog steeds te zien. Hij maakte van die schepen gebruik, wanneer het hem uitkwam.
Met een landleger raakte hij slaags met de Syriërs die hij in Magdolos[9] versloeg, en na dat gevecht nam hij Kadytis in, een grote stad in Syria. Het tenue dat hij droeg toen hij die prestatie leverde, stuurde hij naar Branchidai van de Milesiërs[10] en wijdde dat aan Apollo.
Nekos stierf na in totaal zestien jaar te hebben geregeerd. Het landsbestuur liet hij na aan zijn zoon Psammis.
[1] Reeds farao’s Sethos I (eind 14de eeuw vC) en Ramses II (13de eeuw vC) waren begonnen aan de bouw van het kanaal; Plinius Maior meldt dat farao “Sesostris de eerste was die het (kanaal) bedacht heeft” (Hist. Nat. 6.33, par. 165, primus omnium Sesostris Aegypti rex cogitavit; met Sesostris wordt wschl. de grootvader van Nekos bedoeld) en ook bij Strabo lezen we dat “met het uitgraven van het kanaal werd begonnen door Sesostris vóór de Trojaanse oorlog” (Geogr. 17.1.25, ἐτμήθη ἡ διῶρυξ κατ᾽ ἄρχας ὑπὸ Σεσώστριος πρὸ τῶν Τρωικῶν).
[2] Het kanaal moet in de Bittermeren zijn uitgekomen en daarna zuidwaarts zijn afgebogen.
[3] De aanleg van het kanaal had dus op de eerste plaats militair-strategische motieven; Nekos wilde zich verweren tegen de expansiedrift van de Assyriërs.
[4] Ook het door Xerxes gegraven kanaal door de landtong van Athos had die breedte (vgl. boek 7, hfdst. 24); de triremen moesten zich met uitgeslagen roeiriemen (minimale breedte: 15 m.) kunnen verplaatsen en sporen van het kanaal wijzen op een breedte van 45 m.
[5] Om precies te zijn 1000 stadia (een stadion, Gr. στάδιον, = 185 m.).
[6] Om precies te zijn 12 myriades (een myrias, Gr. μυριάς, = 10.000).
[7] De brontekst rept van ‘barbaren’, barbaroi (Gr. βάρβαροι), een algemene benaming voor wie een andere taal sprak.
[8] In de brontekst wordt de term triëreis (Gr. τριήρεις) gebruikt, een enigszins anachronistische term, omdat grote slagschepen pas 100 jaar na Nekos door de Grieken en Foeniciërs werden gebouwd.
[9] Misschien een verbastering van Megiddo, zoals genoemd in de Bijbel.
[10] Bedoeld wordt het orakel in Didyma ten zuiden van Milete (vgl.boek 1, hfdstt. 46, 92 & 157-158); met zijn schenking zal Nekos rekening hebben gehouden met de gemoederen onder de Ionische en Karische soldaten die voor hem dienstdeden (zie hfdst. 152).