Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Geschiedenis van de Chersonesos

[33] De vloot liet Ionia achter zich en veroverde heel het gebied ten westen van de Hellespontos. Het vasteland aan de oostkant hadden de Perzen zelf[1] volledig onder controle. Het gaat om de volgende gebieden aan de Europese kant van de Hellespontos: de Chersonesos, waar vele steden liggen, Perinthos, de forten tegen Thrakia aan, Selymbria, Byzantion.

Plunderingen door Foeniciërs

De bewoners van Byzantion en het ertegenover liggende Kalchedon wachtten de komst van de vloot van de Foeniciërs niet af, maar lieten hun eigen gebied achter zich en trokken de Euxeinos Pontos[2] binnen, waar zij in Mesambria[3] gingen wonen. Na de hierboven genoemde steden en gebieden aan het vuur te hebben uitgeleverd sloegen de Foeniciërs de weg in naar Prokonnesos[4] en Artake. Ook die legden zij in de as en voeren terug naar de Chersonesos om alle overige steden te plunderen die zij op hun weg ernaartoe niet hadden verwoest.

Naar Kyzikos voeren zij helemaal niet. De inwoners van deze stad hadden zich nog voor de komst van de Foeniciërs onderworpen aan de Perzische koning na het op een akkoord te hebben gegooid met Oibares, zoon van Megabazos, gouverneur in Daskyleion.[5] Behalve Kardia vielen alle andere steden op de Chersonesos in handen van de Foeniciërs.

Advies van het orakel van Delfi

[34] Tot dan toe stonden die steden onder het gezag van Miltiades, zoon van Kimon, kleinzoon van Stesagoras. In een vroeger stadium was Miltiades, zoon van Kypselos, daar aan de macht gekomen en dat ging als volgt. Deze Chersonesos[6] was in handen van de Dolongken uit Thrakia. Zij nu werden door krijgshandelingen van de Apsinthiërs in het nauw gebracht en stuurden hun koningen naar Delfi om het orakel over de oorlog te raadplegen. De Pyhtia gaf hen het advies als stedenstichter die man mee naar huis te nemen, die de eerste was om hen gastvrij onderdak te bieden, wanneer zij het heiligdom verlieten. De Dolongken passeerden op de heilige weg Fokis en Boiotia,[7] maar sloegen af naar Athene, toen er van niemand een uitnodiging kwam.

[35] In Athene had toen Peisistratos de absolute macht, maar ook Miltiades, zoon van Kypselos, wilde de hoogste politiek bedrijven. Hij kwam uit een familie met eigen vierspan[8] en was in de eerste lijn afstammeling van Aiakos en Aigina[9] en uiteindelijk Athener: de eerste Athener uit dat geslacht was Filaios, zoon van Aias. Deze Miltiades zat op de stoep voor zijn eigen huis en zag de Dolongken voorbijkomen met speren[10] en in kleren die men daar niet droeg. Hij riep hen bij zich en bood hun, toen ze naderbijgekomen waren, onderdak en gastvrijheid aan.

Miltiades tiran op de Chersonesos

Zij accepteerden de uitnodiging en werden door hem gastvrij ontvangen, waarop zij hem volledig inwijdden in de orakelspreuk. Aansluitend hierop verzochten zij hem de god te gehoorzamen en nauwelijks had hij hun woorden gehoord, of Miltiades liet zich overhalen, want hij stoorde zich aan de heerschappij van Peisitratos en wilde weg. Meteen begaf hij zich naar Delfi om het orakel te vragen of hij moest doen wat de Dolongkoi van hem vroegen.

[36] Zo kwam het dat, na het bevestigende antwoord van de Pythia, Miltiades, zoon van Kypselos, voormalig winnaar met het vierspan op de Olympische Spelen, iedere Athener[11] die wilde deelnemen aan de expeditie aan zijn zijde kreeg, met de Dolongken meevoer en de hand legde op hun gebied. De mensen die hem in het land hebben gebracht, stelden hem als tiran aan.

Het eerste wat hij deed, was het afsluiten van de landengte van de Chersonesos met een versperring van Kardia tot aan Paktyë[12] om geen last te hebben van invasies door de Apsinthiërs. De landengte is daar meer dan 6½ kilometer breed. Vanaf die landengte heeft de Chersonesos landinwaarts een lengte van meer dan 75 kilometer.[13]


[1] Waar de vloot ook door niet-Perzen bemand werd, bestond het landleger grotendeels uit ‘echte’ Perzen.

[2] De naam die de Grieken gaven aan de Zwarte Zee en het gebied eromheen.

[3] Het huidige Nesebar in Bulgarije, aan de Zwarte Zee, 200 km. (hemelsbreed) ten noorden van Byzantion; de Grieken uit Byzantion en Kalchedon vestigden zich in een reeds bestaande stad, want de schrijver heeft het niet over het stichten (Gr. οἰκίζειν) ervan.

[4] Grootste eiland in de Propontis (Zee van Marmora).

[5] Hoofdstad van Mysia aan de Propontis (Zee van Marmora).

[6] Chersonesos (Gr. Χερσόνησος) betekent lett. schiereiland en daarvan had je er meer in Griekenland.

[7] Het zal om een ‘pelgrimsroute’ gaan door deze twee in centraal-Greikenland gelegen gebieden.

[8] Het bezit van vier paarden duidt op grote rijkdom; winst bij deelname aan een wedstrijd op een van de vier grote Spelen vergrootte het aanzien nog meer (zie hfdst. 36).

[9] Aiakos, zoon van Zeus, was de mythische koning van het eiland dat de naam van zijn vrouw Aigina kreeg.

[10] Reeds Peisistratos had (wschl. om redenen van eigen veiligheid) het dragen van wapens op Atheens grondgebied verboden; de aanblik van gewapende mensen was ongebruikelijk.

[11] De schrijver denkt hier aan de politieke tegenstanders van Peisistratos.

[12] Paktyë is wschl. het huidige Bolayir, Kardia is in 309 vóór Christus door bevelhebber Lysimachos met de grond gelijk gemaakt; de twee steden lagen vlak tegenover elkaar op het smalle deel van het schiereiland en de geringe afstand zal het bouwen van een muur hebben mogelijk gemaakt.

[13] De versperring had om precies te zijn een breedte van 6,66 km. (i.e. 36 stadia; een stadion, Gr. στάδιον, is een afstandsmaat van 185 m.) en de Chersonesos was in zuidwestelijke richting (‘landinwaarts’) 77,7 km. (i.e. 420 stadia) lang; dit is precies de afstand hemelsbreed gemeten vanuit huidig Korukoy (Kardia?).