Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Het bevel over de Perzische vloot

[96] Op álle schepen telde de bemanning Perzen, Meden en Saken.[1] De meest zeewaardige schepen werden geleverd door de Foeniciërs en daarvan waren die uit Sidon de beste. Zij allen, ook de strijders die bij het voetvolk waren ingedeeld, stonden stuk voor stuk onder aanvoerders uit hun eigen regio. Hun namen heb ik niet afzonderlijk vermeld, want in het kader van m’n onderzoek heeft dit geen onmiddellijk voorrang. Je had namelijk per volk niet telkens één aanvoerder,[2] maar zoveel als er van elk volk steden waren. Verder gingen zij niet mee als legeraanvoerders, maar zoals de anderen die in het leger zaten, als slaven. Dat het namelijk allemaal Perzen waren die als legeraanvoerders álle macht hadden en het bevel voerden over álle volkeren, heb ik al duidelijk gemaakt.[3]

De bevelhebbers

[97| De vloot stond onder het bevel van de volgende personen: Ariabignes, zoon van Dareios, Prexaspes, zoon van Aspathines, Megabazos, zoon van Megabates, Achaimenes, zoon van Dareios. Die van de Ioniërs en Kariërs stond onder aanvoering van Ariabignes, zoon van Dareios en de dochter van Gobryas. De Egyptenaren stonden onder het bevel van Achaimenes, een volle broer van Xerxes. De rest van de vloot werd aangevoerd door de andere twee. Als je de slagschepen, fregatten, jachten en boten voor het transport van paarden bij elkaar optelt, kom je tot een aantal van 3000.[4]

[98] Het meest bekend, op de legeraanvoerders na, van hen die op de schepen meevoeren, waren: Tetramnestos uit Sidon, zoon van Anysos, Matten uit Tyros, zoon van Siromos, Merbalos uit Arados, zoon van Agbalos, Syennesis uit Kilikia, zoon van Oromedon, Kyberniskos uit Lykia, zoon van Sikas, Gorgos, zoon van Chersis, en Timonax, zoon van Timagoras, beiden afkomstig van Kypros, en uit Karia Histiaios, zoon van Tymnes, Pigres, zoon van Hysseldomos, en Damasithymos, zoon van Kandaules.

Artemisia

[99] Ik vind het niet nodig om de andere commandanten te noemen, behalve Artemisia, voor wie ik speciale bewondering heb, een vrouw die tegen Griekenland optrok. Zij was zelf aan de macht gekomen na de dood van haar echtgenoot, had een jongvolwassen zoon,[5] maar nam vol passie en met bravoure aan de veldtocht deel, terwijl dat helemaal niet hoefde.

Haar naam was dus Artemisia, dochter van Lygdamis en geboren in Halikarnassos. Haar moeder was een Kretenzische. Zij was de aanvoerster van de troepen uit Halikarnassos, Kos, Nisyra en Kalydna[6] en haar bijdrage bestond uit vijf schepen.[7] De schepen die zij leverde, verwierven op die uit Sidon na de meeste roem van de gehele vloot. Van alle bondgenoten gaf zij de Perzische koning de beste adviezen. Ik stel vast dat het volk in de steden die ik heb opgesomd en door haar werden aangevoerd, volledig Dorisch is: in Halikarnassos stamt het af van de inwoners van Troizen, de anderen hebben hun oorsprong in Epidauros.[8]


[1] Zij moesten naar alle waarschijnlijkheid het vreemdelingenlegioen in de gaten houden.

[2] In de brontekst staat ἐπαξίοι, ‘noemenswaardig’; de vertaling is gebaseerd op de conjectuur ἀπαξοί, ‘afzonderlijk’ (vgl. de vertaling ‘bijzondere gewoontes’ van ἀπαξὰ νόμιμα in boek 2, hfdst. 79).  

[3] Hun namen geeft de schrijver in hfdstt. 61 t/m 80 en hfdstt. 81 t/m 88.

[4] Dit zijn niet de oorlogsbodems die in hfdst. 89 worden genoemd, maar de schepen die puur voor transport waren bedoeld.

[5] Als jongen van ong. 20 jaar had hij in plaats van zijn moeder zijn landgenoten kunnen aanvoeren.

[6] Tegenwoordig de Turkse kustplaats Bodrum en de Griekse eilanden Kos, Nisyros en Kalymnos.

[7] Van de in totaal 70 die de Kariërs leverden (zie hfdst. 93).

[8]  Beide steden liggen in de noordoostelijke Peloponnesos, dat Dorisch gebied was.