[149] Nu mag dat labyrint wel zo zijn, nóg prachtiger is het zogeheten meer van Moiris, aan de rand waarvan dat labyrint is gebouwd. De omtrek ervan bedraagt 666 kilometer,[1] even lang als de kust van Egypte zelf.[2] Het meer strekt zich uit van noord naar zuid en is op zijn diepst meer dan negentig meter diep.[3]
Piramiden in het water
Dat het een kunstmatig meer is en uitgegraven, blijkt vanzelf. Ergens in het midden van het meer liggen twee piramiden die elk van beide tweeënnegentig en een halve meter[4] boven de waterspiegel uitkomen en even diep onder water zijn gebouwd.[5] Op beide staat een enorm beeld van steen, gezeten op een stoel. De piramiden zijn honderd orguiai, dat wil zeggen honderdvijfentachtig meter, hoog en dat is gelijk aan een stadion oftewel zes plethra (een orguia meet zes voeten of vier ellen; een voet is vier handpalmen en een el is zes handpalmen).[6]
Inkomsten voor de schatkist
Het water in het meer komt niet van het gebied zelf (sterker nog, er is daar een groot tekort aan water), maar is langs een kanaal vanuit de Nijl daarnaartoe geleid. Het stroomt zes maanden lang het meer binnen, zes maanden lang weer terug naar de Nijl.[7] Wanneer het water wegstroomt, levert dat de koninklijke schatkist iedere dag een talent zilver op uit de visvangst en, wanneer het water het meer instroomt, twintig mna.[8]
Waar is het zand gebleven?
[150] Mensen uit die streek beweerden ook dat dat meer in het westen onder de grond naar het binnenland stroomt langs het gebergte ten zuiden van Memfis en in de Syrte in Libië uitmondt. Nu heb ik nergens de opgeworpen aarde van de geul gezien en vroeg uit belangstelling de mensen die het dichtst bij het meer woonden waar de uitgegraven aarde was gebleven. Ze gaven aan waar die naar toe was gebracht en ik geloofde hen meteen.
Ik weet namelijk van horen zeggen dat ook in de Assyrische stad Niniveh[9] zoiets is gebeurd. Dieven hadden het plan opgevat de schatten van Sardanapallos,[10] koning van Niniveh, die enorm waren en bewaard werden in onderaardse schatkamers, te plunderen.[11] Zij begonnen vanuit hun eigen huizen en groeven zich onder de grond schattenderwijs een weg naar de paleiselijke vertrekken. De aarde die ze uit de gang haalden, stortten ze, telkens als de nacht was gevallen, in de Tigris (die rivier stroomt vlak langs Niniveh), net zolang totdat ze hadden bereikt wat ze wilden.
Ik heb iets vergelijkbaars gehoord over de omstandigheden rond het uitgraven van het meer in Egypte, met dien verstande dat het niet ’s nachts plaatsvond, maar overdag. Tijdens het uitgraven brachten de Egyptenaren de aarde naar de Nijl en deze nam die op en spoelde die natuurlijk weg. Zo werd dus volgens zeggen dat meer uitgegraven.
[1] De schrijver vermeldt hier twee maatsoorten, want hij heeft het over 3600 stadia, het equivalent van 60 schoinoi; zoals eerder baseert hij zich op de verhouding 1 schoinos = 60 stadia, waar de standaardmaat 40 is; de afmetingen die hij opgeeft zijn daardoor een factor 1,5 te lang.
[2] De lengte van de Middellandse Zeekust van Egypte is berekend in hfdst. 6.
[3] Om precies te zijn 50 orguiai (een orguia, Gr. ὀργυιά, is een lengtemaat van 1,85 m.) oftwel 92½ meter.
[4] Zie vorige opmerking.
[5] Dit zijn gigantische afmetingen (de piramiden zouden 185 m. hoog zijn) vergeleken bij bijv. de piramide van Cheops die een hoogte heeft van 146½ m.; misschien heeft de schrijver de piramiden van grote afstand gezien en een inschattingsfout gemaakt.
[6] De gebruikte lengtematen zijn resp. orguia = 1,85 m., stadion = 185 m., plethron = 31 m., pous (‘voet’) is 31 cm., pechys (‘el’) = 46 cm. en palaiste (‘handpalm’) = 7,5 cm.; dit is de enige keer in zijn werk dat de schrijver deze door hem gebruikte, Griekse lengtematen in verhouding tot elkaar noemt.
[7] De schommelingen zijn te danken aan de wisselende standen van de Nijl (zie hfdst. 19b).
[8] De bedragen betreffen belasting die werd geheven op de visvangst; een talent is een gewicht van 26,2 kg. (Euboïsche standaard) en een mna een 60ste deel daarvan, zodat bij instromend water de opbrengst een derde deel bedroeg van de opbrengst in de andere periode, wanneer op droogvallend terrein meer vissen konden worden gevangen.
[9] Ninos (Gr. Νίνος) of Ninua in het Akkadisch, huidig Mosoel op de oostelijke oever van de Tigris (vgl. boek 1, hfdst. 102 en opm. 2).
[10] Beter bekend als Assurbanipal, koning van Assyrië (668-631 vC).
[11] Diefstal is ook het onderwerp van het geromantiseerde verhaal over de schatten van farao Rampsinitos (zie hfdst. 121).