Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Het succes van Rodopis

[133] Na het tragische ongeval van zijn dochter maakte Mykerinos nog eens het volgende mee. Hem bereikte uit de stad Bouto de voorspelling dat hij nog zes jaar te leven had en in het zevende jaar zou sterven. Hij wond zich hier vreselijk over op en liet aan het orakel zijn verachting hierover blijken. Hij nam het van zijn kant de god kwalijk dat zijn vader en zijn oom[1] lange tijd hadden geleefd, hoewel zij de tempels hadden gesloten, geen aandacht schonken aan de goden en zelfs het volk ruïneerden. Moest intussen hij, zelf een devoot mens, op zo’n korte termijn sterven?

Mykerinos’ laatste levensdagen

Van het orakel bereikte hem een tweede mededeling dat dat precies de reden was waarom hij nog zo kort te leven had, want hij had niet gedaan wat hij had moeten doen. Egypte had honderdenvijftig jaar ellende moeten doorstaan en dat was door de twee farao’s die zijn voorgangers waren, begrepen, maar niet door hém. Toen Mykerinos dit te horen had gekregen en hij vond dat hiermee het vonnis over hem was uitgesproken, liet hij vele fakkels maken en die iedere nacht aansteken en zette het op een drinken en feestte erop los. Geen dag én nacht gingen voorbij, of hij maakte uitstapjes naar de moerassen en de bossen en waar ook maar hij de meest geschikte plekken ontdekte om zich uit te leven. Met deze opzet wilde hij het ongelijk van het orakel aantonen: door de nachten in dagen te veranderen moesten het twaalf jaren in plaats van zes worden.

Voor wie is die piramide?

[134] Ook hij liet een piramide na die veel kleiner was dan die van zijn vader, met bijna 87 meter lange zijden in het vierkant[2] en tot voor de helft voorzien van Ethiopische stenen.[3] Volgens sommige Grieken gaat het om de piramide van een gezelschapsdame, Rodopis, maar daarin vergissen zij zich. Het blijkt dat zij helemaal niet kunnen vertellen wie die Rodopis was, want anders hadden zij het bouwen van zo’n piramide niet aan haar toegeschreven, een bouwwerk waaraan een bij wijze van spreken niet te tellen bedrag van tienduizenden talenten is uitgegeven.[4] Bovendien beseffen zij niet dat Rodopis leefde tijdens de heerschappij van Amasis en niet van deze farao.

Vrij en rijk

Rodopis leefde zeer veel jaren later dan de farao’s die die piramides hebben nagelaten. Zij was van Thrakische komaf en een slavin van Iadmon uit Samos, zoon van Hefaistopolis, en medeslavin van verhalenverteller Aisopos. Ook hij is slaaf van Iadmon geweest, zoals uit het volgende absoluut blijkt. Toen de Delfiërs naar aanleiding van een orakelspreuk een heraut lieten navragen wie het zoengeld voor de dood van Aisopos[5] wilde ontvangen, had niemand anders zich gemeld, maar het was de kleinzoon van Iadmon, ook Iadmon geheten, die dat deed. Zo is duidelijk dat ook Aisopos slaaf van Iadmon is geweest.

[135] Rodopis kwam in Egypte (het was de Samiër Xanthes die haar daarheen bracht) om te werken en werd voor veel geld vrijgekocht door een man uit Mytilene, Charaxos, de zoon van Skamandronymos en de broer van de dichteres Sapfo. Zo kwam het dat Rodopis haar vrijheid verkreeg. Ze bleef in Egypte en vergaarde, omdat zij in trek was, een groot vermogen, althans voor iemand als zij. Dat was echter voor zo’n piramide niet voldoende.

Een bijzonder wijgeschenk

Wie dat wil, kan tot op de dag van vandaag het tiende deel van haar vermogen zien[6] en hoeft aan haar helemaal geen grote rijkdom toe te schrijven. Omdat Rodopis graag voor zichzelf in Griekenland een gedenkteken wilde nalaten, liet zij dat bouwwerk oprichten zoals dat door geen ander is bedacht en in een tempel opgesteld en wijdde het in Delfi ter nagedachtenis van zichzelf. Voor een tiende deel dus van haar vermogen heeft zij een partij ijzeren spiezen laten maken, groot genoeg om een heel rund eraan te rijgen, zoveel als het tiende deel haar dat toeliet, en zond die naar Delfi. Ze liggen er nu nog in een grote stapel achter het altaar dat door de Chiërs is opgericht, vlak vóór de tempel.[7]

Iedereen kent haar

Het is niet ongebruikelijk om in Naukratis veelgevraagde gezelschapsdames tegen te komen. Deze vrouw, over wie dit verhaal wordt verteld, is zó beroemd geworden dat werkelijk álle Grieken wel eens van Rodopis hebben gehoord. Na haar is de vrouw met de naam Archidike overal in Griekenland in een lied bezongen, maar minder beroemd geweest dan de eerste.[8]

Toen Charaxos na Rodopis’ invrijheidstelling naar Mytilene was teruggekeerd, werd hij door Sapfo in een gedicht heftig aangevallen.[9] Genoeg nu over Rodopis.


[1] Onjuist, want Chefren was Cheops’ zoon (vgl. hfdst. 127, opm. 22 & 28).

[2] Om precies te zijn 3 plethra (Gr. πλέθρα) minus 20 voeten, podes (Gr. πόδες), bij elkaar 86,8 m.; in werkelijkheid heeft de piramide een grondvlak van bijna 12.000 m2 (i.e. 108,5 x 108,5 m.). 

[3] Net als bij de piramide van Chefren is rood graniet gebruikt (zie hfdst. 127 & opm. 24); niet de helft, maar alleen het onderste gedeelte (16 rijen hoog) is daarmee bekleed geweest.

[4] De gedachte is dat Rodopis een vergelijkbaar bedrag had moeten ophoesten als de dochter van Cheops (vgl. hfdst. 126).

[5] De aanleiding van zijn dood wordt door Ploutarchos (De sera numinis vindicta, hfdst. 12) beschreven: Aisopos zou als gezant van koning Kroisos naar Delfi zijn afgereisd om aan Apollo en de Delfiërs geschenken over te dragen, maar hij werd door de burgers weggehoond, waarop hij het geld terugstuurde naar Kroisos; de Delfiërs hebben hierop uit woede Aisopos vermoord.

[6] De schrijver heeft Rodopis’ wijgeschenk met eigen ogen in Delfi gezien.

[7] Deze aanwijzing heeft de Franse archeologen geholpen het altaar gewijd aan Apollo te lokaliseren (zie École Française d’Athènes, Fouilles de Delphes, Paris 1902 en later); het voetstuk draagt de inscriptie: ‘Delfi heeft de Chiërs het recht op voorrang gegeven om het orakel te raadplegen’, Δελφοὶ ἔδωκαν Χίοις προμαντείαν.

[8] Dit is de enige keer dat de schrijver van naam bekende gezelschapsdames, zgn. hetairen (Gr. ἑταῖραι), in zijn werk noemt.

[9] Dit gedicht, schijnbaar een aanklacht over Kharaxos’ amoureuze escapade, is niet overgeleverd; zonder hun namen te noemen worden Kharaxos en zijn broer Larichos wel in een ander, recent ontdekt fragment van Sapfo bezongen (pap. Obbink 2014).