[116] Daurises, die getrouwd was met een dochter van Dareios, Hymaies, Otanes en andere Perzische aanvoerders (ook zij hadden dochters van Dareios tot vrouw), hadden de achtervolging ingezet op de Ioniërs die naar Sardes waren opgetrokken, en hen op hun schepen teruggedrongen. Na hen in het gevecht te hebben overwonnen,[1] hebben zij daarop de steden onder elkaar verdeeld en sloegen toen aan het plunderen.
De Hellespont veroverd
[117] Daurises richtte zich op de steden aan de Hellespont. Dardanos werd door hem ingenomen en daarop volgden Abydos, Perkote, Lampsakos, Paisos.[2] Hun inname duurde telkens één dag. Toen hij vanuit Paisos op weg was naar Parion bereikte hem het bericht dat de Kariërs zich bij de Ioniërs hadden aangesloten en tegen de Perzen in opstand waren gekomen. Zodoende maakte hij rechtsomkeert en trok met zijn leger vanuit de Hellespont op naar Karia.
Tactische plannen
[118] Op de een of andere wijze bereikte het bericht hierover de Kariërs, vóórdat Daurises kwam opdagen. Na het horen ervan verzamelden de Kariërs zich bij de zogeheten ‘Witte Grenspalen’ aan de Marsyas,[3] die vanuit het Idriasgebied stroomt en uitmondt in de Maiandros. Op die plek bijeengekomen bespraken de Kariërs vele plannen, waaronder dat van Pixodaros volgens mij het beste was. Hij was een man uit Kindya, zoon van Mausolos en getrouwd met de dochter van Syennesis, koning van de Kilikiërs. Deze man stelde voor dat de Kariërs de Maiandros overstaken en met de rivier in hun rug de strijd aangingen: zo konden zij niet anders dan dáár blijven, omdat er geen mogelijkheid tot vluchten was, en zouden zij boven zichzelf uitstijgen. Dat voorstel heeft het niet gehaald, maar wel het voorstel om niet zelf de Maiandros in de rug te krijgen, maar om dat bij de Perzen te laten gebeuren; het stond vast dat de Perzen, wanneer zij op de vlucht sloegen en de strijd verloren, geen weg terug zouden hebben en de rivier in werden gedreven.
Perzische overmacht
[119] Toen daarop de Perzen verschenen en de Maiandros waren overgestoken, vielen de Kariërs daar aan de oever van de Marsyas de Perzen aan en gingen een hevig en lang gevecht aan, maar uiteindelijk was de overmacht hen te veel. Aan Perzische kant vielen ongeveer 2000 doden, aan Karische kant bijna 10.000. Zij die ontsnapt waren, trokken zich vervolgens samen bij de Labraÿnda[4] op het terrein van Zeus Stratios,[5] een groot, heilig woud met plataanbomen. (Voorzover wij dat weten, zijn de Kariërs de enigen die aan Zeus Stratios offers brengen.) Daar hadden zij zich dus samengetrokken en zij beraadden zich op hun redding: deden zij er beter aan zichzelf aan de Perzen over te geven of helemaal uit Klein-Azië te vertrekken?
Vergeefse hulp van Milete
[120] Terwijl zij daarover aan het overleggen waren, verschenen de Milesiërs en hun bondgenoten om hen bij te staan. Daarop veranderden de Kariërs van gedachten en bereidden zich weer voor om de strijd op te pakken. En toen de Perzen verschenen, vielen zij hen aan en het gevolg van het gevecht was dat zij een nederlaag leden nóg zwaarder dan de eerste keer. Er vielen vele slachtoffers, maar de Milesiërs leden de meeste verliezen van allen.
[1] De slag bij Efese, beschreven in hfdst. 102.
[2] Daurises verovert de genoemde steden op zijn route naar het noorden.
[3] Niet de uit de mythologie bekendere Marsyas die in Frygia (ten noorden van Karia) stroomt.
[4] In de buurt van de kustplaats Halikarnassos, de geboorteplaats van de schrijver, die over dit gevecht goed geïnformeerd moet zijn geweest.
[5] Zeus Stratios (Gr. Στράτιος), ‘die het leger beschermt’.