[23] Megabazos was met z’n Paioniërs bij de Hellespont aangekomen.[1] Vandaaruit stak hij de zeeëngte over en bereikte Sardes. Terwijl de Milesiër Histiaios al aan de bouw van zijn stad was begonnen (het geschenk waarom hij Dareios had gevraagd én gekregen voor de bewaking van de schipbrug)[2] en deze, genaamd Myrkinos,aan de rivier Strymon lag, begreep Megabazos wat Histiaios van plan was.
Megabazos waarschuwt Dareios
Zodra als hij met de Paioniërs in Sardes was gekomen, sprak hij de volgende woorden tot Dareios: “Geachte koning, weet u wel wat u heeft gedaan? U heeft een gevaarlijke en pientere Griek toegestaan een stad in Thrakia te stichten, waar volop hout is voor de scheepsbouw en voor roeiriemen en er zilvermijnen zijn en de omgeving een grote populatie Grieken en niet-Grieken kent die, als zij hem tot leider hebben verkozen, op elk moment van de dag dát zullen doen, wat in zijn hoofd opkomt. U moet die man tegenhouden, opdat hij u niet lastigvalt met een binnenlandse oorlog. Nodig hem uit en breng hem met zachte hand op andere gedachten. Wanneer u hem in uw macht hebt, zorg er dan voor dat hij niet meer in Griekenland komt.”
Histiaios als adviseur gevraagd
[24] Dareios liet zich gemakkelijk door die woorden van Megabazos overtuigen, want deze zag goed in wat er ging gebeuren. Daarop stuurde Dareios een gezant naar Myrkinos met de volgende mededeling: “Histiaios, koning Dareios deelt het volgende mee. Als ik er goed over nadenk, geniet ik in niemand anders dan u grotere sympathie voor mij en mijn politiek. Niet door woorden, maar door daden heb ik deze ondervonden. Ik heb grootse plannen; kom nu beslist bij mij langs, want ik wil ze jou voorleggen.”
Histiaios geloofde die boodschap en hij kwam naar Sardes, apetrots op het feit dat hij adviseur van de Perzische koning werd. Na zijn aankomst sprak Dareios deze woorden tot hem: “Histiaios, ik heb je om het volgende uitgenodigd. Direct na mijn terugkomst uit het gebied van de Skythen wilde ik, omdat ik je uit het zicht verloor, niets liever dan in zo korte tijd je terugzien en met je van gedachten wisselen, want ik ben tot het inzicht gekomen dat een intelligente en begripvolle vriend het allerwaardevolste bezit is. Dat zijn bij jou twee eigenschappen waarvan ik weldoordrongen ben en kan getuigen op grond van mijn eigen ervaringen. Welnu, je hebt er goed aan gedaan om te komen en ik doe je het volgende voorstel: verlaat Milete en de stad die je kortgeleden in Thrakia hebt gesticht, volg mij naar Sousa en heb als tafelgenoot en adviseur van mij alles wat ik heb.”
Otanes, zoon van Sisamnes
[25] Na die woorden stelde Dareios zijn volle broer Artafrenes aan als gouverneur van Sardes en vertrok samen met Histiaios naar Sousa. Hij wees echter als commandant van de aan zee gelegerde troepen Otanes aan, wiens vader Sisamnes, een koninklijk rechter, door koning Kambyses was omgebracht, omdat hij tegen betaling een onjuiste rechterlijke uitspraak had gedaan; Kambyses liet zijn huid helemaal afstropen en na een looibehandeling in repen snijden en op de stoel spannen waarop de man altijd zat, wanneer hij rechtsprak. Vervolgens benoemde hij in de plaats van Sisamnes, die hij had gedood door hem te villen, diens zoon tot rechter en droeg deze op niet te vergeten op welke stoel hij zat, wanneer hij rechtsprak.

Militaire acties
[26] Die Otanes nu, de man die op die stoel kwam te zitten, heeft toen als Megabazos’ opvolger in de legeraanvoering de Byzantijnen en de Kalchedoniërs onderworpen; ook Antandros heeft hij ingenomen in het gebied van de Troas en Lamponion en met schepen uit Lesbos veroverde hij Lemnos en Imbros, beide steden die in die periode nog Pelasgische bevolking hadden.[3]
[27] De Lemniërs gingen het gevecht aan en boden een tijd lang weerstand, maar werden overmeesterd. De Perzen stelden als bestuurder van de overlevenden onder hen Lykaretos aan, de broer van Maiandrios die koning was geworden van Samos.[4] Die Lykaretos overleed tijdens zijn bewind op Lemnos.[5]
Allen werden tot slaaf gemaakt en gevangengenomen en dit was voor Otanes de beweegreden: hij beschuldigde een deel van hen van overlopen naar de Skythen, anderen van het aanvallen van Dareios’ leger, toen het zich terugtrok uit het gebied van de Skythen.
[1] De schrijver pikt de draad op, waar hij deze in hfdst. 16 heeft laten liggen.
[2] Zie hfdst. 11; de dienst die Histiaios koning Dareios bewees, wordt in boek 4, hfdst. 141 beschreven.
[3] Dit wijst op hoge ouderdom, want de Pelasgen (Gr. Πέλασγοι) behoorden tot het zgn. vóór-Griekse substraat, de oorspronkelijke bevolking vóór de komst van de Grieken.
[4] Bij de machtsgreep van Maiandrios is door de schrijver eerder uitgebreid stilgestaan (zie boek 3, hfdst. 143).
[5] Deze alinea berust waaarschijnlijk op interpolatie; de hierop volgende woorden sluiten direct aan op de mededelingen in hfdst. 26.