Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Overleg op hoog niveau

(1 van 3 pagina’s)

Onderwerpen op andere pagina’s:
overleg op hoog niveau (2)overleg op hoog niveau (3)

Xerxes wil zijn voorgangers overtreffen

[8] Toen Xerxes na de onderwerping van Egypte op het punt stond de leiding te nemen over het leger tegen Athene, hield hij met prominente Perzen een bijzondere vergadering. Hij wilde hun mening weten en ten overstaan van iedereen zijn bedoelingen vertellen. Dit was wat Xerxes zei: [α] “Mannen van Perzië, ik zal niet de eerste zijn deze maatregel voor u te nemen, die ik toepas in navolging van anderen. Ik begrijp van mensen vóór mijn tijd dat wij nog nooit hebben stilgezeten, sinds Kyros Astyages heeft afgezet en wij de macht, zoals wij die nu bezitten, van de Meden hebben overgenomen. God leidt ons langs deze weg[1] en overal waar wij opereren, zijn wij succesvol. Niemand hoeft jullie, goed geïnformeerd als jullie zijn, te vertellen welke volkeren Kyros, Kambyses en mijn vader Dareios hebben onderworpen en aan het rijk toegevoegd. Na het bestijgen van deze koningstroon was het mijn zorg in mijn huidige functie niet onder te doen voor mijn voorgangers en de Perzen minder macht te bezorgen. Nu dit mijn aandacht heeft, ben ik van mening dat wij roem oogsten en gebied winnen dat veel groter, niet minder waardevol, eerder vruchtbaarder is dan wat wij nu bezitten.[2] Wij krijgen ook de kans om wraak te nemen en straffend op te treden. Dáárom heb ik jullie bijeengeroepen: ik wil jullie meedelen wat ik van plan ben te doen.

Een brug over de Hellespont

[β] “Het is mijn bedoeling een brug over de Hellespont te slaan en een leger door Europa tegen Griekenland aan te voeren. Ik doe dit natuurlijk om de Atheners te bestraffen voor alles wat zij de Perzen én mijn vader hebben aangedaan. Jullie zagen weliswaar dat Dareios zich inzette om tegen die mannen op te trekken, maar hij is overleden en kreeg de kans niet wraak te nemen. Ik zal namens hem en in het belang van de andere Perzen pas ophouden, als ik Athene heb ingenomen en in de as gelegd, want het waren de Atheners die zonder aanleiding mijn vader en mij onrecht hebben aan gedaan. Ten eerste zijn zij met Aristagoras uit Milete,[3] een dienaar van ons, naar Sardes gegaan en legden, amper daar aangekomen, de heiligdommen en tempels in de as. Wat zij ons verder hebben aangedaan, toen wij op hun land voet aan wal hebben gezet en Datis en Artafrenes hun leger ertegen lieten oprukken, is jullie allen wel bekend.[4]

[γ] “Om die redenen heb ik voorbereidingen getroffen om tegen hen op te trekken en de voordelen die ik kan vinden zijn, bij nader inzien, zó veel. Als wij bijvoorbeeld hen en hun buren, de bewoners van het land van Pelops uit Frygia,[5] onderwerpen, zullen wij het Perzische rijk laten grenzen aan het hemelgewelf van Zeus; de zon zal geen enkel land zien dat aan dat van ons grenst. Ik zal met jullie hulp daarvan één gebied maken, na door heel Europa te zijn getrokken. Naar ik wel heb begrepen, blijft er, als de door mij genoemde volkeren zijn geëlimineerd, geen stad of bevolking over die het in een gevecht tegen ons kan opnemen. Schuldig of onschuldig, zij zullen het juk van slavernij van ons opgelegd krijgen.

[δ] “Jullie kunnen mij een plezier doen met het volgende: laat een ieder van jullie enthousiast klaar staan, wanneer ik het teken zal geven om te verschijnen. Wie met het best uitgeruste leger komt, zal ik belonen met geschenken die in ons land het eervolst worden gevonden. Zo moet dat worden aangepakt. Om niet de indruk te wekken buiten jullie om besluiten te nemen pleeg ik met jullie overleg en vraag eenieder van jullie om zijn reactie.”

Mardonios: wij, Perzen, zijn superieur

[9] Na hem voerde Mardonios het woord: “Mijn heer, niet alleen bent u de beste van alle Perzen tot nog toe, maar ook van allen die er zullen zijn. Met uw voortreffelijke en essentiële uitspraken zegt u precies waarop het staat: sta niet toe dat de in Europa wonende Ioniërs ons belachelijk maken, want daartoe hebben zij niet het recht. Het zou absurd zijn als wij Saken, Indiërs, Ethiopiërs, Assyriërs en vele andere, grote volkeren hebben onderworpen en tot slaven gemaakt, niet omdat zij de Perzen iets hebben aangedaan, maar omdat wij ons machtsgebied willen uitbreiden, wij daarentegen de Grieken, die zonder aanleiding onrecht pleegden, niet zullen bestraffen.

[α] “Wat schrikt ons af? Een overmacht aan mensen? Een overvloed aan financiële middelen? Wij kennen hun strijdwijze, wij weten dat zij over weinig middelen beschikken. Wij hebben hun zonen[6] onderworpen; ik denk aan hen die zich in ons gebied hebben gevestigd en zichzelf Ioniërs, Aioliërs en Doriërs noemen. Ikzelf heb ze leren kennen, toen ik op verzoek van uw vader tegen die mannen ben opgerukt. Ik trok op tot in Makedonië en het scheelde niet veel of ik had zelfs Athene bereikt: niemand bood tegenstand.

[β] “Grieken beginnen, naar ik begrijp, echt wel aan een oorlog, maar op een ondoordachte manier, eigenzinnig en onkundig als zij zijn. Als zij namelijk elkaar de oorlog verklaren, kiezen zij het mooiste en meest egale terrein uit om er te gaan vechten. De overwinnaars keren huiswaarts met grote verliezen, om maar niet te spreken van de verliezers, want die zijn verpletterd.[7] Mensen die één en dezelfde taal spreken zoals zij,[8] zouden herauten en gezanten moeten inzetten om hun geschillen bij te leggen, in ieder geval niet door te vechten. Als zij elkaar dan toch moeten beoorlogen, zou elk van beide partijen moeten uitzoeken waar zij het moeilijkst te overwinnen is en het daar op een treffen laten aankomen. Omdat de Grieken niet over een geschikte strategie beschikten, toen ik Makedonisch gebied binnentrok, lieten zij het uit hun hoofd om te vechten.

[γ] “Wie zal u, geachte koning, als u de voltallige manschappen en vloot uit Klein-Azië aanvoert, de oorlog verklaren en u in de weg staan? Mijns inziens zullen de Griekse strijdkrachten niet tot zo’n arrogantie reiken. Mocht ik een inschattingsfout maken en zij, door domheid overmoedig geworden, de strijd tegen ons opnemen, zullen zij erachter komen dat wij de besten zijn, als het gaat om oorlog voeren. De praktijk zal het hoe dan ook uitwijzen: niets komt vanzelf, alles overkomt de mens door ondervinding.”[9]  


[1] Door de schrijver bedoelde tragische ironie: de lezer weet inmiddels dat Xerxes met zijn expeditie tegen de Grieken zichzelf en zijn leger in het verderf zal storten.

[2] In de ogen van Xerxes is Europa groter dan het Perzische rijk.

[3] Strikt genomen onjuist, want in boek 5, hfdst. 97, wordt vermeld dat Aristagoras zelf in Milete achterbleef, maar zijn broer en nog iemand anders als aanvoerders aanstelde.

[4] Het debâcle van Marathon wordt in bedekte termen aangeduid.

[5] Pelops’ herkomst uit Frygia, nu Perzisch gebied, maakt Xerxes’ ‘claim’ op de Peloponnesos sterker; hij werd koning van Olympia (Elis) door Hippodameia, dochter van koning Oinomaos, in een wagenwedstrijd te verslaan en haar daarna te trouwen (uit dit huwelijk kwamen vele kinderen voort, onder wie de bekendste Pittheus, Atreus en Thyestes waren). 

[6] De achterliggende gedachte is dat de voorvaderen (“ouders”) van de Griekse kolonisten de Grieken van het Europese vasteland zijn.

[7] Een wrange constatering in het licht van het verloop van de slag bij Marathon, waar de Perzen ongeveer 6400 manschappen verloren, tegenover 192 gesneuvelden aan Atheense kant (zie boek 6, hfdst. 117).

[8] Deze onder de Grieken sterk levende gedachte, dat ondanks de verscheidenheid aan stammen zij verenigd waren door een gemeenschappelijke taal, klinkt vreemd uit de mond van een Pers.

[9] Een topos oftewel literaire gemeenplaats, de spreker door de schrijver in de mond gelegd.

Pagina's: 1 2 3