[28] Werkelijk zó bar zijn de winters in dit hele beschreven gebied, dat daar de vrieskou acht maanden lang onverdraaglijk is en je, wanneer je water op de grond gooit, je dan géén modder zult maken, maar wel wanneer je vuur stookt. De zee vriest dicht en ook heel de Kimmerische Bosporos.[1] De Skythen die binnen de gracht wonen,[2] trekken met hun leger over het ijs en rijden met hun wagens naar de Sinden aan de overkant. De winter duurt dus acht maanden achtereen en de resterende vier maanden is het er koud. De winter daar verschilt in karakter van de winters die in alle andere streken heersen, in die zin dat in het regenseizoen[3] er geen noemenswaardige regen valt, maar ’s zomers het aldoor regent. Wanneer het op een andere plek dondert, is er geen donder, ’s zomers echter in hevige mate. Wanneer het ’s winters dondert, wordt dat voor een wonderteken aangezien. De paarden kunnen goed tegen die winter, de muildieren en ezels daarentegen helemaal niet. Elders bezwijken paarden die in de vrieskou staan aan koudvuur, ezels en muildieren doorstaan die.
[29] Ik denk dat daarom het soort runderen zonder horens die juist daar niet heeft. Ik word in mijn mening gesterkt door Homeros’ versregel in de Odysseia, waar staat: “en Libya, waar lammeren meteen met horens opgroeien…”[4] en terecht is opgemerkt dat in warme gebieden horens snel opkomen. In strenge koude groeien bij veedieren helemaal geen horens of, áls ze die krijgen, groeien ze amper. Dat nu zijn de gevolgen van de koude daar.
[30] Tot mijn verbazing – mijn verslag leidde van het begin af aan tot uitweidingen – kunnen in de hele landstreek van Elis geen muildieren verwekt worden, terwijl het geen koude streek is en er geen andere duidelijk reden bestaat. Zelf zeggen de Eleërs dat door een of andere vloek zij geen muildieren krijgen.[5] Wanneer het seizoen is aangebroken voor de merries om drachtig te worden, rijden zij die uit naar omliggende gebieden en laten dan in het land van hun buren de ezels hen dekken net zolang, totdat de merries bevrucht zijn. Daarna rijden zij die terug.
[31] Over de ‘veren’ waar volgens de Skythen de lucht vol van is en waardoor verder het vasteland in je niet kunt zien noch verder lopen,[6] denk ik het volgende. Ten noorden van hun land sneeuwt het altijd, ’s zomers minder dan ’s winters, dat is logisch. Wie wel eens van dichtbij een dik pak sneeuw heeft zien vallen, weet wat ik bedoel: sneeuw lijkt op veren.[7] Vanwege de winter die daar zo streng is, zijn de noordelijke delen van het vasteland daar onbewoonbaar. Ik denk dus dat de Skythen en hun buurvolkeren ‘sneeuw’ bedoelen, wanneer ze het hebben over ‘veren’. De gebieden die, naar men zegt, het verst af liggen, zijn nu besproken.
[1] Met deze zeestraat, Bosporos Kimmerios (Gr. Βόσπορος Κιμμέριος), wordt bedoeld de zeeëngte tussen de Zwarte Zee en de Zee van Azov wordt bedoeld (teg. Straat van Kertsj).
[2] De gracht en haar ontstaansgeschiedenis worden genoemd in hfdstt. 3 en 2
[3] In Griekenland is dat het voorjaar.
[4] Homèros, Odysseia 85.
[5] Deze vloek zou stammen van koning Oinomaos.
[6] Hierover heeft de schrijver al eerder geschreven in hoofdstuk 7.
[7] Het Grieks noch het Skythisch had dus een apart woord voor ‘sneeuwvlokken’.