[88] Dat was wat hij zei. Nu Kyros hem zijn vrijheid had teruggegeven, liet hij hem naast zich plaatsnemen en behandelde hem met zeer veel respect. Hijzelf en allen om hem heen keken vol bewondering naar hem. De ander, in gedachten verzonken, was stil. Korte tijd later draaide hij zich om en zag de Perzen bezig de stad van de Lydiërs te plunderen, waarop hij sprak: “Koning, moet ik je zeggen waar ik nu aan denk of in deze situatie het zwijgen ertoe doen?” Kyros verzocht hem zonder aarzeling te zeggen wat hij wilde.
Sardes niet geplunderd
Hij stelde hem de volgende vraag: “Wat is die grote menigte daar met zoveel inzet aan het doen?” De ander zei: “Ze zijn bezig om jouw stad te plunderen en je bezittingen weg te halen.” Kroisos’ reactie luidde: “Ze zijn niet bezig met het plunderen van míjn stad en míjn bezittingen, want dat zijn zaken die ik niet meer bezit. Nee, ze stelen wat van jóu is.”
[89] Kroisos’ woorden wekten bij Kyros enige zorg en deze vroeg hem – nu onder vier ogen – of hij iets positiefs zag in de dingen die gebeurden. Kroisos zei: “Nu de goden mij jou tot slaaf hebben gegeven, wil ik je duidelijk maken of ik iets positiefs zie. Perzen, in wezen een arrogant volk, zijn arm.[1] Wanneer jij dus accepteert dat zij plunderen en grote rijkdommen vergaren, zal dit hiervan het te verwachten resultaat zijn: ga ervanuit dat wie van hen het meeste in zijn bezit krijgt, tegen jou in opstand zal komen. Doe nu als volgt, vooropgesteld dat je je kunt vinden in mijn voorstel. Stel uit je garde bij elke stadspoort bewakers op die de plunderaars hun bezit moeten afpakken en tegen hen zeggen dat daarvan een tiende deel aan Zeus[2] moet worden afgedragen. Door ze het onder dwang af te pakken zullen ze je er niet om haten en het uit vrije wil afstaan, omdat ze inzien dat jij juist handelt.”
Kroisos mag een wens doen
[90] Kyros hoorde dit aan en was meer dan enthousiast, want hij vond het een goed voorstel. Hij prees hem de hemel in en na z’n garde te hebben opgedragen uit te voeren wat Kroisos had voorgesteld, zei hij tegen hem: “Kroisos, jij, een ware koning, bent er om goed te doen en goed te spreken, en daarom…. doe een wens en je krijgt onmiddellijk wat je wilt.” De ander zei: “Heer, je zult me het grootste genoegen doen mij toe te staan de god van de Grieken, die ik het meest van de goden vereer, deze voetboeien te sturen en te vragen of het normaal is mensen die het goed met hem menen, te misleiden.” Kyros vroeg waarvan hij de god met zijn vraag wilde betichten.
Kroisos vertelde nog eens over de plannen die hij had,[3] de antwoorden van de orakels en vooral zijn wijgeschenken en hoe hij, aangespoord door de orakelspreuk,[4] een militaire expeditie startte tegen de Perzen. Een heel verhaal, waarna hij nog eens terugkwam op zijn verzoek om hem toe te staan de god dat verwijt over te brengen. Kyros schoot in de lach en zei: “Ook dat krijg je, Kroisos, van mij en al het andere waar je telkens maar om vraagt.”
Toen Kroisos dit had gehoord, stuurde hij een delegatie Lydiërs naar Delfi en droeg hen op de voetboeien op de drempel van de tempel te leggen en te vragen of de god zich niet ervoor schaamde met zijn orakelspreuken hem ertoe aangezet te hebben een militaire expeditie te ondernemen tegen de Perzen door hem in de waan te laten dat hij een einde zou maken aan het rijk van Kyros. Ze werden geacht ook op het resultaat ervan te wijzen: voetboeien![5] Dat moesten ze vragen en ook of het normaal is dat Griekse goden ondankbaar zijn.[6]
[91] Volgens zeggen heeft de Pythia het volgende verklaard, toen de Lydiërs waren aangekomen en zeiden wat hen was opgedragen: “Zelfs een god kan aan het voorbestemde lot niet ontkomen. Kroisos heeft geboet voor de fout van zijn over-overgrootvader, die als lijfwacht van de Herakliden zich liet meeslepen in de intriges van een vrouw, zijn meester vermoordde en zijn positie innam waarop hij in het geheel geen recht had.
Toelichting van het orakel
“Loxias wilde graag dat de ramp van Sardes de kinderen van Kroisos zou treffen en niet Kroisos zelf, maar hij bleek niet in staat de Moiren af te wenden. In het weinige dat zij gunden, was hij succesvol en Kroisos van dienst. Drie jaar lang immers kon hij de inname van Sardes uitstellen en Kroisos moet ten eerste wel weten dat hij gevangen is genomen drie jaren later dan voorbestemd was. Op de tweede plaats heeft hij hem geholpen, toen hij in het vuur stond.
“Kroisos’ kritiek op de orakelspreuk is niet terecht. Loxias voorspelde dat hij een groot rijk zou vernietigen, wanneer hij een militaire expeditie tegen de Perzen zou ondernemen. Hij had echter, als hij zich goed wilde laten adviseren, daarna middels gezanten moeten vragen of de god zijn eigen rijk of dat van Kyros bedoelde. Nu hij de uitspraak niet heeft begrepen en niet nog eens vragen erover stelde, moet hij zichzelf als schuldige aanwijzen.
“Hij heeft ook niet begrepen, wat Loxias had bedoeld met een muilezel, toen hij voor het laatst het orakel raadpleegde. Die muilezel was natuurlijk Kyros! Hij is immers niet geboren uit een echtpaar uit een en hetzelfde volk, maar uit een moeder van betere huize en een vader van lager komaf. Zij was een Medische en dochter van Astyages, koning van de Meden. Z’n vader was een Pers en een onderworpene van hen en hij, in alle opzichten een onderschikte, is gehuwd met zijn eigen meesteres.”
Dat was het antwoord dat de Lydiërs van de Pythia kregen. Ze namen dat mee naar Sardes en brachten het over aan Kroisos. Na het horen daarvan gaf hij toe dat de fout bij hem lag, niet bij de god.
Aanbevolen literatuur
Diverse zienswijzen op de motieven van het Delfische orakel worden besproken door Drazen Pehar, Croesus logos, in: Herodotus, ambiguity, and historical understanding (Researchgate 2006).
Het lot van Kroisos in het licht van een erfzonde als een waarschuwing aan de Atheners om hun expansiepolitiek wordt belicht door Matthieu de Bakker, Signalementen, Herodotus en andere culturen, in: Lampas 43 (2010), pp. 284-289.
[1] Deze mededeling had Kroisos niet kunnen doen, als anderen (Perzen) bij het gesprek aanwezig waren geweest.
[2] Niet de god van de Grieken, maar de hoogste macht die de Perzen kenden.
[3] Zoals hij die had voorgelegd aan de orakels die hij meerdere keren raadpleegde (zie hfdst. 46, eind).
[4] Zowel het orakel van Delfi als dat van Amfiaraos hadden dezelfde voorspelling gegeven (zie hfdst. 53).
[5] Had Kroisos het Perzische rijk ingenomen, zou hij een deel van de oorlogsbuit aan het orakel hebben geschonken; nu hij verslagen was, bood hij een andere ‘buit’ – de voetboeien – aan Delfi aan.
[6] De gigantische giften in aanmerking genomen had Kroisos een gunstigere uitkomst van de hem gegeven voorspellingen verwacht.