Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Kroisos ontmoet Bias

[26] Na de dood van Alyattes volgde zijn zoon Kroisos, vijfendertig jaar oud, hem op als koning. De eerste Grieken die door hem werden aangevallen, waren de Efesiërs. Bij die gelegenheid hebben de Efesiërs, toen zij door hem werden belegerd, hun stad aan Artemis gewijd en een touw vanuit de tempel aan de stadsmuur bevestigd.[1] De afstand tussen de oude stad, die toen onder beleg lag, en de tempel bedraagt 1295 meter.[2]

Zij waren de eersten die door Kroisos werden aangevallen en één voor één volgden andere Ionische en Aiolische steden. De aanleiding die hij daarvoor gaf, was steeds weer een andere. Ernstig waren zijn beschuldigingen aan het adres van sommigen die hij iets zwaars ten laste kon leggen, bij de anderen betrof het iets futiels.

Advies van Bias

[27] Nu de Grieken in Klein-Azië onderworpen waren en belasting moesten afdragen, kwam hij vervolgens op het idee om een vloot te bouwen en de eilandbewoners aan te vallen. Het verhaal gaat dat,[3] toen alles gereedstond voor de scheepsbouw, Bias van Priëne (anderen laten hier de naam van Pittakos van Mytilene vallen),[4] op bezoek in Sardes, door Kroisos werd gevraagd of er enig nieuws was over Griekenland en dat hij door het volgende te antwoorden de scheepsbouw stillegde: “Koning, de eilandbewoners zijn bezig een ruiterij van tienduizend man in te huren en zijn van plan naar Sardes tegen u op te trekken.” Kroisos ging ervanuit dat hij de waarheid sprak en zei: “Ik hoop echt dat de goden de eilandbewoners op de gedachte hebben gebracht om gezeten op paarden het op te nemen tegen de zonen van de Lydiërs.”

De ander antwoordde: “Koning, ik heb de indruk dat het uw vurige wens is de eilandbewoners op te pakken, wanneer zij te paard op het vasteland zijn. Dat is een realistisch uitgangspunt. Maar wat willen de eilandbewoners volgens u met hun gebeden anders dan, zodra zij hebben vernomen dat u tegen hen een vloot wilt bouwen, Lydiërs op zee oppakken? Is het niet hun bedoeling om in het belang van de op het vasteland wonende Grieken, die u tot uw slaven heeft gemaakt, u te bestraffen?”   

Kroisos was beslist tevreden met deze redenering en gevoelig voor zijn argumenten, want wat hij zei klonk redelijk. Hij stopte direct met de bouw van de schepen en zo kwam het dat hij vriendschap sloot met de bewoners van de eilanden.[5]

Het vasteland onderworpen

[28] Na verloop van tijd was bijna iedereen die ten westen van de Halys woonde, onderworpen. Kroisos had behalve de Kilikiërs en de Lykiërs alle andere volkeren bedwongen, om precies te zijn Lydiërs, Frygiërs, Mysioi, Mariandynoi, Chalybes, Paflagoniërs, Thrakiërs uit Thynia én Bithynia, Kariërs, Ioniërs, Doriërs, Aioliërs, Pamfyliërs.[6]


[1] Een poging om door deze vorm van contact onschendbaarheid (asylum)te verkrijgen.

[2] In Griekse maatvoering is dat zeven stadia; een stadion (Gr. στάδιον) is een afstandsmaat van 185 m.

[3] Er is geen enkel historisch bewijs voor Bias’ of Pittakos’ aanwezigheid in Sardes; deze passage dient ter illustratie van de wijsheid van beroemde Grieken.

[4] Bias en Pittakos worden gerekend tot de zeven wijzen; hun bloeitijd ligt in de eerste helft van de zesde eeuw vóór Christus.

[5] De ware reden was de druk vanuit het oosten door het opkomende Perzische rijk.

[6] De opsomming is wschl. een toevoeging uit latere tijd: de Lydiërs zijn Kroisos’ eigen volk, de Chalybes wonen ten oosten van de Halys, Thynia wordt verder nergens genoemd, ook niet wanneer de schrijver het verderop heeft of Bithynia (zie boek 7, hfdst. 75).