[48] Hierna testte Dareios wat de Grieken van plan waren: tegen hem oorlog voeren of zichzelf overgeven. Hij stuurde gezanten eropuit, elk naar een ander deel van Griekenland, met het verzoek om ‘land en water voor de Perzische koning’.[1] Dat waren de gezanten die hij naar Griekenland stuurde; andere stuurde hij naar de steden aan de kust die aan hem belastingplichtig waren, met de instructie om oorlogsschepen en schepen voor het transport van paarden te bouwen.
Aigina aan de kant van de Perzen
[49] Zij troffen die voorbereidingen; vele vastelandbewoners en álle eilandbewoners tot wie zij met het verzoek kwamen, gaven de gezanten die in Griekenland kwamen, waar de Pers hen om vroeg. Onder de eilandbewoners die Dareios land en water aanboden, waren ook de Aigineten. Toen zij dat gedaan hadden, zetten de Atheners hen meteen onder druk, want zij dachten dat de Aigineten iets tegen hen hadden en het aanbod hadden gedaan om samen met de Perzen tegen hen op te trekken. Maar al te graag zagen zij hierin aanleiding om naar Sparta te gaan[2] en de Aigineten ervan te beschuldigen dat zij Griekenland verraadden door wat zij hadden gedaan.
Kleomenes naar Aigina
[50] Die beschuldiging bracht Kleomenes, zoon van Anaxandrides, toen koning van de Spartanen, ertoe naar Aigina te varen, want hij wilde de Aigineten inrekenen die het meest hiervoor aansprakelijk waren. Bij zijn poging hen in te rekenen kreeg hij tegenstand van andere Aigineten, onder wie Krios, zoon van Polykritos, die zei dat hij niet ongestraft ook maar één Aigineet zou oppakken. Hij handelde niet met instemming van de Spartaanse staat, maar omdat hij door de Atheners was omgekocht; anders was hij wel met zijn collega-koning hen komen inrekenen. Deze uitlating baseerde hij op een schrijven van Demaratos.[3]
Bij zijn vertrek van Aigina vroeg Kleomenes Krios hoe hij heette en deze gaf hem zijn ware naam, waarop Kleomenes tegen hem zei: “Geef dan nu, beste Ram,[4] je horens een laag brons, want je zult geconfronteerd worden met grote ellende.”
[1] Onvoorwaardelijke eis tot overgave; dezelfde diplomatieke taal wordt gebezigd tegenover de Skythen in boek 4, hfdst. 126 e.v., en tegen de Makedonische koning Amyntas in boek 5, hfdst. 17.
[2] De Atheners waren in die tijd, net als de Aigineten, leden van de Spartaanse Bond en deden in Sparta hun beklag over het gedrag van hun bondgenoten.
[3] De tweede koning van Sparta, die thuisgebleven was.
[4] De letterlijke betekenis van krios (Gr. κριός); Kleomenes waarschuwt voor aanstaande gevechten.