Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Libya: land en klimaat

[197] Tot zover de Libiërs die wij met naam kunnen noemen. De meesten van hen hebben niets met de Perzische koning te maken, niet nu en niet vroeger. Dit kan ik nog wat wij van dat gebied weten, eraan toevoegen: vier volkeren wonen er en niet meer, voor zover wij dat weten, en twee daarvan behoren tot de inheemse bevolking, twee andere niet. De Libiërs en de Ethiopiërs zijn de oorspronkelijke bewoners (zij leven respectievelijk in het noorden en in het zuiden van Libya); de Foeniciërs en de Grieken zijn vreemdelingen.

De rivier Kinyps

[198] Het Libische land is kwalitatief gesproken niet te vergelijken met Klein-Azië of Europa, met als enige uitzondering de Kinyps.[1] Het gebied draagt dezelfde naam als de rivier. Het staat op gelijke hoogte met de beste graanproducerende[2] landen en lijkt in niets op de rest van Libya. De aarde is er zwart en door bronnen rijk aan water en wordt niet verpest doordat het te maken heeft met droogte of teveel regenwater opzuigt. Daar regent het in Libya. De graanopbrengst heeft er dezelfde omvang als in het land van Babylon. Ook het land dat door de Euesperieten wordt bewoond, is goed. Wanneer het het beste van zich levert, is de opbrengst het honderdvoudige en in Kinyps is die driehonderd maal zoveel.[3]

Kyrene

[199] Verder kent het gebied bij Kyrene, het hoogste in dat deel van Libya dat door de nomaden wordt bewoond, drie seizoenen, wat voor dat gebied bijzonder is. In de kustgebieden zijn de vruchten het eerst rijp om geoogst en geplukt te worden. Wanneer deze worden binnengebracht, zijn die achter de kuststreek, in het gebied van de zogeheten ‘heuvels’, rijp om binnengehaald te worden. Is die middelste oogst binnengehaald, dan worden de vruchten in het bovenste deel van het land zacht en rijp, zodat de laatste oogst aankomt, wanneer de eerste is opgedronken en -gegeten. Zo komt het dat de Kyreneërs acht maanden lang beziggehouden worden met de oogsttijd. Tot zover dit relaas.  


[1] In hfdst. 175 blijkt de omgeving van deze rivier het enige vruchtbare gebied in Libya te zijn.

[2] De schrijver bedient zich in de brontekst van een metafoor, t.w. ‘de vrucht van Demeter voortbrengen’ (Gr. Δήμητρος καρπὸν ἐκφέρειν; vgl. boek 1, hfdst. 193).

[3] Vergeleken met de rest van Libya wel te verstaan.