Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Magiërs aan de macht

[61] Terwijl Kambyses zijn tijd doorbracht in Egypte en daar gek werd, kwamen twee broers, Magiërs, in opstand. Een van hen had Kambyses als bestuurder van het paleis achtergelaten. Deze kwam tegen hem in opstand, toen hij had begrepen dat de dood van Smerdis verborgen werd gehouden, er weinig Perzen daarvan op de hoogte waren en de meesten in de veronderstelling verkeerden dat hij nog in leven was. Hij maakte daarom zijn plan op en deed op de volgende manier een greep naar de macht in het paleis.

Smerdis

Hij had een broer die, zoals ik zei, samen met hem in opstand kwam en die sprekend leek op Smerdis, zoon van Kyros, Kambyses’ hoogsteigen broer die hij uit de weg had laten ruimen.[1] Hij leek onomstotelijk op Smerdis, sterker nog, hij heette óók Smerdis. Die man was door de magiër Patizeithes ertoe overgehaald om voor hem alles uit te voeren en werd door hem vooruitgeschoven om de koninklijke troon in te nemen. Daarop stuurde hij herauten naar de rest van het land en een naar Egypte om aan het leger te verkondigen dat het voortaan de bevelen van Smerdis, zoon van Kyros, moest opvolgen, niet die van Kambyses.

[62] De andere herauten verkondigden die boodschap, maar de man die naar Egypte was gestuurd trof Kambyses en zijn leger aan in het Syrische Agbatana,[2] waar hij in hun midden ging staan en verkondigde wat hem door de Magiër was opgedragen. Kambyses hoorde de woorden van de heraut aan en ging ervanuit dat de man de waarheid sprak en hijzelf was verraden door Prexaspes. Deze was namelijk door hem op pad gestuurd om Smerdis te doden, maar had dat niet gedaan.

Prexaspes onder verdenking

Hij keek Prexaspes aan en zei: “Prexaspes, is dit de wijze waarop jij je werk doet dat ik je heb opgedragen?” Hij antwoordde: “Heer, het is niet waar dat uw broer Smerdis ooit tegen u in opstand is gekomen en u van die man enige schade, groot of klein, ondervindt. Ik heb uw opdracht uitgevoerd en hem eigenhandig begraven. Als nu de doden opstaan, verwacht dan ook de wederopstanding van Astyages de Meed.[3] Maar als het is zoals vroeger, mag uit hem echt niets vervelends voor u opgroeien.[4] Ik vind dat we de heraut moeten oppakken en aan de tand voelen. Vraag hem wie hem heeft gestuurd om ons te bevelen naar Smerdis als koning te luisteren.”

Ondervraging

[63] De woorden van Prexaspes vielen bij Kambyses goed. De heraut werd meteen opgespoord en meldde zich. Toen deze was verschenen, stelde Prexaspes hem de volgende vraag: “Beste man, je zegt als boodschapper van Smerdis, zoon van Kyros, te zijn gekomen. Je mag nu gerust naar huis gaan, maar zeg eerst eerlijk: was het Smerdis zélf die zich aan jou liet zien en jou die opdracht gaf of een van zijn medewerkers?” De ander antwoordde: “Ik heb Smerdis, zoon van Kyros, nog niet gezien,[5] sinds Kambyses tegen Egypte is opgetrokken. Het was de Magiër, door Kambyses aangesteld als bestuurder van het paleis, die die instructies gaf. Hij zei dat Smerdis, zoon van Kyros, had opgedragen zijn boodschap aan jullie over te brengen.” Dat zei hij tegen hen zonder daarvoor een leugen nodig te hebben, maar Kambyses sprak: “Prexaspes, omdat jij netjes je opdracht hebt uitgevoerd, heb jij nergens schuld aan. Wie is echter de Pers die tegen mij is opgestaan en zich Smerdis laat noemen?” Hij antwoordde: “Ik denk, geachte koning, dat ik weet wat daar gebeurd is. De opstandelingen zijn de Magiërs Patizeithes, die u als bestuurder van het paleis hebt achtergelaten, en zijn broer Smerdis.”


[1] De moord op Smerdis door Prexaspes in opdracht van Kambyses is beschreven in hfdst. 30.

[2] Deze stad wordt elders niet genoemd en het vermoeden bestaat dat de schrijver de naam heeft gebruikt om de voorspelling van het orakel van Boutō (zie hfdst. 64) een plaats in het verhaal te geven.

[3] Het onmogelijke verwachten hield in dat Kyros’ overwinning op Astyages (beschreven in boek 1, hfdstt. 127-130) werd teruggedraaid.

[4] De metafoor van opgroeiend (giftig) kruid is ook elders door de schrijver toegepast (vgl. boek 5, hfdst. 92δ, en boek 7, hfdst. 156).

[5] De heraut kiest zijn woorden met zorg, want over de aanwezigheid van Smerdis kan (of wil) hij zich niet duidelijk uitlaten.