[94] Zo kwam het dat oorlog uitbrak tussen de Atheners en de Aigineten. De Pers[1] echter werkte aan zijn plan, omdat hij door zijn dienaar steeds eraan werd herinnerd de Atheners niet te vergeten[2] en onder druk werd gezet door de Peisistratiden, die de Atheners verdacht maakten. Dareios zag ook hierin een motief en wilde de Grieken die hem geen land en water gaven,[3] onderwerpen.
Datis en Artafrenes
Hij ontsloeg Mardonios, die met zijn expeditie een zwakke prestatie had geleverd,[4] uit zijn functie van bevelhebber en benoemde andere legeraanvoerders die hij op Eretria en Athene afstuurde: Datis, van oorsprong een Meed,[5] en Artafrenes, zoon van Artafrenes, zijn eigen neef. Hij zond hen op weg met de opdracht Athene en Eretria te onderwerpen en de inwoners als slaven aan hem voor te leiden.
In Kilikia
[95] Toen de legeraanvoerders die waren aangesteld van de koning weggingen en de Aleionvlakte in Kilikia[6] hadden bereikt, met in hun kielzog een groot en goed uitgerust landleger, sloegen zij er hun kamp op. Daar voegde zich bij hen de volledige vloot, een verplichte bijdrage van iedereen; ook de schepen voor het paardenvervoer waren aangekomen (de levering hiervan had Dareios een jaar eerder als belasting aan de onderworpen gebieden opgelegd).
Oversteek vanuit Samos
Toen ze de paarden hadden ingeladen en het landleger aan boord hadden gebracht, voeren zij op 600 slagschepen naar Ionia.[7] Vervolgens stuurden zij hun schepen niet langs de kust recht op de Hellespontos en Thrakia af, maar vertrokken zij vanuit Samos en voeren over de Ikarische zee en tussen de Eilanden[8] door. Volgens mij waren zij bang geworden om kaap Athos te ronden, omdat in het jaar daarvoor[9] de tocht daarlangs voer en zij er flinke tegenslag beleefden.[10] Bovendien was dit nodig, omdat Naxos nog niet door hen was ingenomen.[11]
Naxos geplunderd
[96] Nadat zij, koersend vanuit de Ikarische Zee,[12] op Naxos waren geland (want dat was het eiland dat de Perzen besloten direct aan te vallen), wachtten de Naxiërs, die niet vergeten waren wat er in het verleden was gebeurd,[13] niet af en sloegen op de vlucht, de bergen in. De Perzen maakten wie zij van hen hadden opgepakt tot slaaf en legden de heiligdommen en de stad in de as om daarna verder te varen naar de andere eilanden.
[1] Laatdunkende omschrijving van Perzisch koning Dareios; de schrijver pakt de draad op van zijn verhaal in hfdst. 50.
[2] Na de inname van Sardes door de Grieken liet Dareios een dienaar bij de maaltijd hem steeds eraan herinneren wraak te nemen op de Grieken, zoals verteld in boek 5, hfdst. 105.
[3] Zoals in boek 5, hfdst. 73, reeds werd voorgesteld door Artafrenes, gouverneur van Sardes; de uitdrukking is een Perzisch eufemisme voor onvoorwaardelijke overgave.
[4] Een verwijzing naar het stranden van de vloot bij Athos en de nederlaag tegen de Thrakische Brygoi twee jaar eerder in 492 vóór Christus (zie hfdst. 45).
[5] Opvallend genoeg hebben de Grieken zelf het altijd over de oorlogen tegen de Meden, de Medika (Gr. τὰ Μηδικά) en niet over die tegen de Perzen.
[6] Vlakte aan de kust van Zuid-Turkije (tussen huidig Mersin en Adana), bij de noordoostelijke uithoek van de Middellandse Zee; de Perzische vloot bestond hoofdzakelijk uit Foenicische slagschepen.
[7] De schrijver gebruikt hier het woord triëres (Gr. τριήρης), de standaard benaming voor een vijfde-eeuws slagschip, dat grofweg 170 tot 200 bemanningsleden telde; de Perzische vloot zou in dat geval een bemanning hebben geteld van minimaal 102.000 manschappen, maar het is de vraag of de Perzische schepen dezelfde omvang hadden als die van de Grieken; uiteindelijk sneuvelden ± 6400 Perzische soldaten bij de slag bij Marathon, volgens de schrijver een vijfde deel van het totale aantal, wat zou betekenen dat er gemiddeld per schip ongeveer 50 (=6400*5/600) manschappen werden vervoerd; gemeten naar Atheense maatstaven bestond de Perzische vloot uit kleine boten.
[8] Algemene benaming voor de Kykladen, de eilandengroep midden in de Egeïsche Zee.
[9] Een vergissing, want dit heeft twee jaar eerder (in 492 vóór Christus) plaatsgevonden.
[10] Zoals beschreven in hfdst. 44-45.
[11] Een eerdere poging, door Aristagoras, tiran van Milete, voorgesteld en deerlijk mislukt, is beschreven in boek 5, hfdst. 34.
[12] D.w.z. vanuit oostelijke richting.
[13] Wat in 496 vóór Christus gebeurde is in boek 5, hfdst. 34, beschreven: de Naxiërs wisten een vier maanden lang beleg met grote moeite te weerstaan.