Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Periandros verliest een zoon

[50] Na zijn eigen vrouw Melissa te hebben gedood,[1] wilde het lot dat Periandros een tweede ongeluk overkwam boven op het bestaande en dat ging ongeveer als volgt. Hij had bij Melissa twee zonen, de een zeventien jaar oud en de ander achttien.[2] Hun grootvader Prokleës, de tiran van Epidauros, had hen bij zich uitgenodigd en vriendelijk behandeld, zoals te verwachten was, want het waren zonen van zijn dochter. Toen hij ze naar huis liet terugkeren, zei hij bij het afscheid tegen hen: “Jongens, weten jullie wie jullie moeder heeft gedood?”[3]

De oudste van hen zocht verder niets achter deze woorden, maar de jongste, die Lykofron heette, trok na het horen daarvan het zich zó aan, dat hij na zijn aankomst in Korinthe zijn vader, de moordenaar van zijn moeder immers, niet begroette, geen enkel gesprek met hem aanging en op vragen geen enkel antwoord gaf. Het kwam erop neer dat Periandros, hierom boos geworden, hem uit het paleis zette.

[51] Na zijn verbanning vroeg Periandros aan z’n oudste zoon waarover hun grootvader met hen had gesproken. Hij legde uit dat ze door hem vriendelijk waren ontvangen, maar dat hij niet had opgelet en die woorden die Prokleës bij het afscheid tegen hen zei, zich niet kon herinneren. Periandros zei echter dat het niet anders kon zijn dan dat de man iets had geïnsinueerd, en bleef doorvragen. Nu kwam de herinnering bij hem boven en vertelde hij het.

Periandros liet het op zich inwerken en omdat hij beslist niet als een buigzaam man wilde overkomen,[4] stuurde hij een boodschapper naar de mensen bij wie zijn door hem verdreven zoon verbleef, en verbood hen hem in hun huis te ontvangen. Telkens wanneer z’n zoon de deur werd gewezen en ergens anders onderdak vond, werd hij ook daarvandaan weggestuurd. Wie hem opving, werd door Periandros bedreigd en kreeg het bevel hem te weren. Nu hij telkens werd verdreven, ging hij naar een ander huis, dat van vrienden. Hoewel zij angstig waren, namen ze hem toch op. Hij was nu eenmaal een zoon van Periandros.[5]

[52] Uiteindelijk liet Periandros in een communiqué weten dat wie z’n zoon in zijn huis zou opnemen of met hem in gesprek kwam, een plechtige boete, waarvan de som door hem was vastgesteld, moest betalen aan Apollo.[6] Naar aanleiding van dat communiqué wilde niemand met hem praten en hem in huis halen. Hijzelf vond het niet juist tegen het verbod in te gaan, maar hield zich op in de zuilengangen, zonder te willen weten van opgeven.

Periandros zag hem drie dagen later in onverzorgde en vermagerde toestand en voelde medelijden. Hij vergat zijn woede, stapte op hem af en zei: “Jongen, wat wil je liever, de toestand waarin je nu verkeert of de alleenheerschappij en de welvaart die ik nu bezit, als je bereid bent de zaken die je vader heeft te erven? Jij, mijn zoon en koning van het welvarende Korinthe, hebt gekozen voor een zwerversbestaan. Je verzet je en maakt je kwaad op hem die dat helemaal niet verdiende. Als rampspoed hierin een rol speelt waarvan jij mij verdenkt, ben ík daarvan het slachtoffer en heb ík daarin het grootste aandeel, voorzover ik actief daaraan heb bijgedragen. Besef hoeveel beter het is benijd dan beklaagd te worden en hoe erg het is kwaad te zijn op je ouders en je meerderen, en keer terug naar het paleis.”

Met die woorden wilde Periandros op hem indruk maken. De ander gaf zijn vader geen enkel antwoord, maar zei dat hij aan de god een plechtige boete verschuldigd was, omdat hij met hem een gesprek was aangegaan. Periandros zag in dat de ziekte[7] van z’n zoon hardnekkig en niet te bedwingen was. Hij wilde hem niet langer zien en stuurde hem op een schip naar Kerkyra (hij was ook heerser over dat eiland).

Toen Periandros hem had weggezonden, ondernam hij een militaire actie tegen zijn schoonvader Prokleës, omdat hij in hem de hoofdschuldige zag van de toestand waarin hij verkeerde. Epidauros werd door hem ingenomen en Prokleës zelf levend gevangengenomen.

[53] Toen na verloop van tijd Periandros oud was geworden en hij inzag dat hij niet langer de zaken kon overzien en het land besturen, stuurde hij iemand naar Kerkyra en riep Lykofron terug om de heerschappij over te nemen. In zijn oudste zoon zag hij niet de nodige kwaliteiten, maar vond hem te onnozel. Lykofron nam echter niet de moeite enige notie te nemen van de brenger van de boodschap.[8]

Nu was Periandros zeer gehecht aan de jongen en stuurde in tweede instantie zijn zus op hem af, zijn eigen dochter, in de verwachting dat hij naar haar het meest zou luisteren. Zij kwam en sprak: “Jongen, wil jij liever dat de heerschappij in handen van anderen komt door het uiteenvallen van het huis van je vader dan zelf terug te keren en alles in handen te hebben? Keer terug naar het paleis, houd op jezelf te kwellen. Koppigheid is een schimmige eigenschap. Probeer niet kwaad met kwaad te herstellen. Velen verkiezen billijkheid boven rechtvaardigheid en velen zijn jou voorgegaan die, op zoek naar wat van hun moeder was, verloren wat van hun vader was. Macht is een breekbaar ding. Velen liggen daarvoor op de loer, maar je vader is nu een oud man en ver voorbij de kracht van zijn leven. Sta het waardevolle waarop jij recht hebt niet aan anderen af.”

De woorden die zij sprak, waren haar ingegeven door haar vader en uiterst overtuigend, maar haar broer liet met zijn antwoord weten dat hij nooit naar Korinthe zou komen, zolang hij wist dat zijn vader nog in leven was. Toen zij met die mededeling thuiskwam, stuurde Periandros voor de derde keer iemand, een heraut nu. Hij wilde zélf naar Kerkyra gaan en verzocht z’n zoon naar Korinthe te komen en de heerschappij over te nemen.

De zoon ging met die voorwaarden akkoord. Periandros maakte aanstalten om naar Kerkyra te varen en zijn zoon naar Korinthe. De Kerkyreërs kwamen echter alles hierover te weten en brachten de jongen om het leven, omdat zij het niet wilden hebben dat Periandros naar hun land zou komen. Dit was voor Periandros de reden om wraak te nemen op de Kerkyreërs.


[1] Periandros zou zelfs necrofilie met zijn overleden vrouw hebben gepleegd (zie boek 5, hfdst. 92, eind); hij had in een woedeuitbarsting, ingegeven door roddelpraat van zijn bijvrouwen, zijn zwangere vrouw (oorspr. Lysida geheten) met een voetenbankje bekogeld of een trap gegeven (βαλὼν ὑποβάθρῷ ἤ λακτίσας), waaraan zij kwam te overlijden (Diogenes Laërtius, Vit. Phil. 1.7.94).

[2] De oudste zoon, naar zijn grootvader Kypselos genoemd, zou geestelijk beperkt zijn geweest, de jongste intelligent volgens (Diogenes Laërtius, Vit. Phil. 1.7.94).

[3] De vraag is neutraal gesteld, maar een goed verstaander zou de suggestieve toon ervan hebben begrepen.  

[4] Periandros gold als een meedogenloos tiran (zie boek 5, hfdst. 92).

[5] De vrienden zullen een gastvriendschap, zgn. xeiniē (Gr. ξεινίη), zijn aangegaan met de familie van Periandros, wat de morele verplichting inhield voor elkaar de huizen open te stellen.

[6] De bouw van de Apollotempel (er staan nu nog 7 Dorische zuilen overeind) is miss. onder Kypselos begonnen en voortgezet onder Periandros; de door hem ingestelde boetes hielpen de bouw te financieren.

[7] De halsstarrige houding van Lykofron wordt door z’n vader als een kwaal gezien.

[8] De brontekst maakt melding van ‘onderzoek’, anakrisis (Gr. ἀνάκρισις), wat impliceert dat Lykofron de boodschapper niet eens vroeg naar de reden van zijn komst; andere vertalingen kiezen voor ‘antwoord’, apokrisis (Gr. ἀπόκρισις), en gaan ervanuit dat de boodschapper de boodschap wél kon overbrengen.