[58] De Egyptenaren zijn de eerste mensen die grote feesten, optochten en processies[1] zijn gaan houden. De Grieken hebben dit van hen geleerd en hiervoor heb ik het volgende bewijs. De Egyptische festiviteiten worden overduidelijk sinds lange tijd gehouden, de Grieken zijn er niet zo lang geleden aan begonnen.
Feest in Boubastis
[59] De Egyptenaren houden niet één keer in het jaar een feest, maar talloze, op de eerste plaats en met de grootste overgave ter ere van Artemis in de stad Boubastis, op de tweede plaats ter ere van Isis in de stad Bousiris. In deze stad, die midden in de Egyptische Delta is aangelegd, heb je een zeer grote tempel van Isis (Demeter in het Grieks). Op de derde plaats houden zij een feest voor Athena in de stad Saïs, op de vierde plaats voor Helios in Heliopolis, op de vijfde plaats voor Leto in de stad Bouto en op de zesde plaats voor Ares in de stad Papremis.
[60] Wanneer ze nu naar de stad Boubastis afreizen, gaat dat ongeveer zo.[2] Mannen varen samen met vrouwen en iedere boot is met elk van beiden volgepropt. Sommige vrouwen hebben ratels bij zich waarmee ze kabaal maken, sommige mannen blazen gedurende de gehele boottocht op fluiten. De rest van de vrouwen en mannen zingt en klapt in de handen. Op hun vaart langs een andere stad aangekomen trekken ze de boot aan land en dan gebeurt het volgende: sommige vrouwen doen de dingen die ik heb genoemd, andere schreeuwen naar de vrouwen in die stad en maken hen belachelijk,[3] dansen en doen rechtopstaand hun kleren omhoog.[4] Dat doen ze bij elke stad die aan de rivier ligt.
Wanneer ze Boubastis hebben bereikt, vieren ze feest en brengen ze grote offers. Tijdens dat feest wordt er méér wijn ingenomen dan in heel de rest van het jaar. Tot wel zevenhonderdduizend[5] mensen, mannen én vrouwen, kinderen niet meegerekend, komen er samen volgens de opgave van de inwoners.
Feesten in de rest van Egypte
[61] Dat zijn de festiviteiten die daar plaats vinden. Hoe ze voor Isis feest vieren in de stad Bousiris, is door mij eerder verteld.[6] Na het offer slaan alle mannen en vrouwen, zeker vele tienduizenden, zich uit rouw op de borst. Om wie zij dat doen, mag ik om religieuze redenen niet vertellen.[7]
Alle Kariërs die in Egypte wonen,[8] doen nog veel meer dan de anderen, in zoverre dat zij met messen zich hun voorhoofd bezeren. Hierdoor laten zij duidelijk zien dat zij buitenlanders zijn en geen Egyptenaren.
[62] Wanneer ze zich voor de offerplechtigheden hebben verzameld in Saïs, steken ze allemaal in een bepaalde nacht in de buitenlucht vele lichtjes aan rondom hun huizen. De lichtjes zijn platte schaaltjes gevuld met zout en olie.[9] Aan de oppervlakte drijft de lampenpit vanzelf en die blijft de hele nacht branden. Het feest heet dan ook ‘feest van de brandende lampjes’.
Sterker nog, de Egyptenaren die niet naar dat feest zijn gekomen, houden rekening met de nacht van het offer en steken allemaal ook lichtjes aan.[10] Zo branden er lichtjes niet alleen in Saïs, maar overal in Egypte. Er bestaat een heilig verhaal waarin verteld wordt, waarom die nacht dat licht en bijzondere aandacht heeft gekregen.
Vechten in Papremis
[63] De mensen komen massaal naar Heliopolis en Bouto om alleen offers te brengen. In Papremis brengen ze offers en verrichten heilige handelingen zoals ook elders. Tegen zonsondergang zijn een paar priesters in de weer met het godenbeeld, maar de meesten van hen hebben zich met houten knuppels bij de ingang van de tempel opgesteld. Andere mensen, meer dan duizend man, willen zich aan geloftes houden[11] en hebben, ook zij allen voorzien van stokken, zich als één groep aan de andere kant opgesteld.[12]
De dag daarvoor is het godenbeeld, dat zich in een houten, volledig met goud bedekte schrijn bevindt, naar een ander heilig gebouw overgebracht. Het handjevol dat bij het godenbeeld is achtergebleven, sleept een wagen met vier wielen voort waarmee ze de schrijn en het godenbeeld daarin vervoeren, maar de priesters die zich in het poortgebouw hebben opgesteld, laten hen niet binnen. De groep die de eed tot gelofte heeft gedaan, neemt het voor de god op en slaat erop los, terwijl de anderen zich verweren. Dat is het sein tot een stevig gevecht met stokken. Ze slaan op elkaars hoofden in en velen, zo is mijn inschatting, bezwijken ook aan hun verwondingen, maar volgens de Egyptenaren gaat niemand dood.
De mensen uit de streek zeggen dat feest te zijn gaan houden om de volgende reden. In die tempel leefde de moeder van Ares,[13] die ver van huis was grootgebracht en, eenmaal volwassen geworden, terugkeerde uit verlangen om met zijn moeder seks te hebben. Nu hadden de dienaren van z’n moeder hem nog nooit gezien en zo kwam het dat ze een bezoek niet toestonden en hem tegenhielden. Hij liet echter mensen uit een andere stad aanrukken, trad ruw op tegen de dienaren en kwam binnen bij zijn moeder. Ze zeggen dat ze sindsdien met die vechtpartij voor Ares tijdens het feest zijn begonnen.
Seksuele normen
[64] Zij hebben zich als eersten aan het godsdienstig verbod gehouden om in de tempels met vrouwen seks te hebben en na omgang met hen tempels te betreden zonder zich te hebben gewassen. Bijna alle mensen, andere dan Egyptenaren en Grieken, hebben in hun tempels seks en betreden na omgang met vrouwen een tempel zonder zich gewassen te hebben, want ze vinden dat mensen helemaal niet anders zijn dan dieren. Je ziet toch ook alle dieren en allerlei vogels in de tempels van de goden en op de heilige terreinen paren?[14] Als dat de god niet beviel, zouden dieren dat ook niet doen. Zulke argumenten voeren zij aan, maar ze doen dingen die ik ongehoord vind.
[1] Bij de prosagogè (Gr. προσαγωγή) moeten we denken aan ceremonies waarbij een ‘ontmoeting’ tussen godenbeelden werd geregeld (vgl. einde hfdst. 42).
[2] De beschrijving van dit feest en andere feesten maakt aannemelijk dat de schrijver een aantal daarvan persoonlijk heeft bijgewoond.
[3] Een ook in andere culturen gebezigd ritueel om anderen onbetamelijke taal naar het hoofd te slingeren (aeschrologie).
[4] De onbetamelijke woorden wordt kracht bijgezet door schunnige gebaren.
[5] De brontekst maakt melding van ’zeventig (maal) tienduizenden’, wat overdreven klinkt; verder dan het getal tienduizend, myrias (Gr. μυριάς), kwamen de Grieken niet en dit maakt dat het vaak voor ‘ontelbaar veel’ staat.
[6] De offerhandelingen tijdens dat feest zijn beschreven in hfdst. 40.
[7] De naam van Osiris wordt door de schrijver niet bij naam genoemd (evenmin in hfdst. 82, 132 & 170).
[8] In het Egyptische leger deden onder farao Psammetichos huursoldaten uit Karië dienst (zie hfdst. 154).
[9] Zout heeft een zuiverende werking op de olie en zorgt ervoor dat de vlam er minder ‘vuil’ uitziet.
[10] Het gaat dus om een nationaal feest.
[11] De gelovigen hebben het vaste voornemen om het godenbeeld af te leveren en zijn tot vechten bereid.
[12] D.w.z. tegenover de ingang van de tempel.
[13] Het is onduidelijk welke Egyptische god hiermee bedoeld wordt; de gewelddadigheden rond het godenbeeld zouden naar de moordlust van Seth (hij vermoordde zijn broer Osiris) kunnen verwijzen.
[14] Ook in andere passages laat de schrijver blijken moeite te hebben met ‘dierlijk’ gedrag bij de Auseërs (zie boek 4, hfdst. 180) en de Indiërs (zie boek 3, hfdst. 101).