Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Epiloog

[122] Artembares,[1] voorvader van deze Artaÿktes die is opgehangen, had tegenover de Perzen een opmerking gemaakt die zij oppikten en aan Kyros overbrachten. De inhoud ervan luidde: “Aangezien Zeus de Perzen de heerschappij schenkt en aan u, Kyros, de macht over mensen, nu u Astyages heeft verslagen… kom, laten wij dit land verlaten en een ander in bezit nemen dat beter is, want het land dat wij bezitten is niet uitgestrekt en onvruchtbaar. Veel landen liggen om de hoek, veel verderop; wanneer we er één in handen krijgen, zullen we meer indruk maken. Het is logisch dat leiders zulke dingen doen. Wanneer zullen we immers een grotere kans krijgen om over vele mensen en heel Klein-Azië te heersen?”

Kyros’ hoogstpersoonlijke visie

Toen Kyros die woorden hoorde, vond hij het maar niets en vroeg hen om dat vooral te doen.[2] Met zijn vraag waarschuwde hij hen eigenlijk om zich erop voor te bereiden niet langer leiders te zijn, maar onderworpenen, want normaal gesproken brengen zwakke landen zwakke mannen voort. Het is hetzelfde land niet gegeven een geweldige oogst te hebben én tegelijkertijd mannen die gevechtskwaliteiten hebben voort te brengen.[3]

Dit bracht de Perzen tot inkeer. Ze deden verder geen moeite en gingen weg, want ze gaven Kyros gelijk en kozen ervoor leiders te zijn en een armzalig bestaan te hebben, liever dan vlaktes in te zaaien en onderworpen te zijn.[4]


[1] Misschien dezelfde Artembares als in boek 1, hfdstt. 114-116, de vader van het jongetje dat van de jeugdige Kyros straf kreeg.

[2] Kyros’ reactie is duidelijk cynisch bedoeld.

[3] De onderliggende gedachte is dat (militair) succes corrumpeert en samenlevingen een cyclus ondergaan van opkomst en verval.

[4] De tegenstelling wordt onderstreept door de stijlfiguur van het chiasme: leiden – arm zijn vs. landbewerken – onderworpenheid.


Notitie van de vertaler

Hier eindigt het werk van Herodotos. De laatste woorden beschrijven de wijze les die Kyros, stichter van het groot-Perzische rijk zelf eens uitsprak: welvaart gaat niet samen met een martiaal bestaan. Het staat in tegenspraak met de werkelijkheid van de zesde en vroege vijfde eeuw vóór Christus: de Perzen hebben via de Lydiërs kennis gemaakt met luxe en welvaart, waar de Grieken een hard bestaan in armoede leidden. Na de nederlaag van de Perzen kiezen de Grieken voor het eerste en zijn de Perzen gedwongen tot het laatste.

Slaan de Grieken in dat geval de juiste weg in? Hoewel zij nergens worden genoemd, suggereert dit fragment een tot hen gerichte waarschuwing voor de toekomst (Herodotos maakte Athene’s opkomst in de zgn. ‘gouden eeuw’ mee). De overwinnaars in het conflict dat in het prooimion is genoemd, hoeden zich ervoor aan hun leiderschap te veel te hechten en hun samenleving in verval te laten geraken.

Overigens blijkt nergens uit de slotwoorden dat hiermee het verhaal over de Perzische Oorlogen is beëindigd. In wezen duurde de confrontatie nog jaren voort, alleen was het vanaf 479 vóór Christus afgelopen met de Perzische expansiedrift.

Een uitgebreide analyse van dit laatste hoofdstuk valt te lezen in dit artikel van Marc Vercruysse (KU Leuven).