[150] Tot hier vertellen de Lakedaimoniërs en de bewoners van Thera dezelfde versies van het verhaal. Vanaf dit punt vertellen alleen de bewoners van Thera hun deel van wat er is gebeurd. Grinnos, zoon van Aisanios, afstammeling van die Theras en koning van het eiland Thera, kwam naar Delfi[1] om namens de gemeenschap een groot dierenoffer te brengen.[2] Van de burgers kwam onder andere ook Battos mee, zoon van Polymnestos, een afstammeling van Eufemos uit het geslacht van de Minyërs.
De Pythia geeft raad
Terwijl Grinnos, koning van de bewoners van Thera, het orakel over andere zaken raadpleegde, adviseerde de Pythia om een stad te stichten in Libya. Hij reageerde met de woorden: “Ik, heer, ben al op gevorderde leeftijd en het valt mij zwaar om te verkassen. Verzoek een van deze jongeren dat te doen.” En terwijl hij dat zei, wees hij naar Battos.
Dat was alles wat er gebeurde, maar later, toen zij waren thuisgekomen, hielden zij geen rekening met de orakelspreuk, omdat zij niet wisten waar ter wereld Libya lag en zij het niet aandurfden mensen op een onbestemde missie te sturen om een kolonie te stichten.
Naar het eiland Platea
[151] Hierna heeft het zeven jaar lang niet geregend op Thera. In die jaren verdorden op één na al hun bomen op het eiland. Toen de bewoners van Thera het orakel hierom raadpleegden, bracht de Pythia de kolonie in Libya in herinnering. Omdat zij geen remedie tegen de ramp hadden, stuurden zij bodes naar Kreta om uit te zoeken of een Kretenzer of andere ingezetene van het eiland in Libya was geweest. Op hun zoektocht daar deden zij ook de stad Itanos aan en daar ontmoetten zij een purperslakteler, genaamd Korobios, die beweerde dat hij, uit de koers gedreven door winden, Libya had bereikt en Platea, een eiland bij Libya.
Ze stelden de man een beloning in het vooruitzicht en brachten hem naar Thera. Eerst voeren niet al te veel mensen van Thera uit als verkenners. En toen Korobios hen de weg had gewezen naar dat eiland Platea, lieten ze hem daar achter met voor enkele maanden proviand. Zelf voeren zij zo snel mogelijk terug om de bewoners van Thera over het eiland te informeren.
De ontdekking van Tartessos
[152] Toen zij langer dan afgesproken wegbleven, kreeg Korobios gebrek aan van alles. Later werd een schip uit Samos (van eigenaar Kolaios) dat naar Egypte koerste, uit de richting gedreven naar dat eiland Platea. Toen de Samiërs van Korobios het hele verhaal hadden gehoord, lieten zij voor hem proviand achter voor een jaar, kozen vanuit het eiland weer zee en wilden maar één ding, naar Egypte varen, maar werden door oostenwind uit de koers geslagen. Omdat de wind niet ging liggen, passeerden zij de Zuilen van Herakles[3] en kwamen, op aanwijzingen van de goden, in Tartessos[4] terecht.
Dat handelscentrum was in die tijd nog niet door anderen bezocht, met als gevolg dat toen zij naar huis waren teruggekeerd, zij van alle Grieken van wie wij dat met zekerheid kunnen vaststellen met hun ladingen de grootste opbrengst boekten, op Laodamas’ zoon Sostratos uit Aigina na (geen ander kan hem hierin evenaren). De Samiërs legden zes talenten,[5] een tiende van de winst, opzij en lieten een koperen ketel maken in de vorm van een Argolisch mengvat met over de rand uitstekend de koppen van griffioenen. Deze stelden zij op in het Heraion op een voetstuk van drie reusachtige figuren van brons die, hoewel zij knielend werden voorgesteld, zeven el hoog waren.[6]
Sinds deze gebeurtenis is de vriendschappelijke relatie die de Kyreneërs[7] en de bewoners van Thera met de Samiërs onderhouden hecht.
Platea wordt kolonie van Thera
[153] De mensen die Korobios op het eiland hadden achtergelaten meldden bij hun thuiskomst op Thera dat er door hen een kolonie was gesticht op een eiland bij Libya. De bewoners van Thera besloten van twee broers na loting er telkens één eropuit te sturen, mannen uit alle zeven districten; hun leider en koning zou Battos zijn. Zo kwam het dat zij twee grotere fregatten naar Platea lieten uitvaren.[8]
[1] Zie voor de schrijfwijze voetnoot 19.
[2] De tekst noemt hier een hekatombè (Gr. ἑκατόμβη), een offer van honderd dieren.
[3] Gebruikelijke benaming (Gr. Ἡρακλέαι Στῆλαι) voor de Straat van Gibraltar.
[4] Door Herodotus voor het eerst genoemd in boek 1, hfdst. 163; de stad ligt in het zuiden van huidig Andalusië en stond bekend om haar rijkdom (vooral aan metalen als koper en tin). Het waren vooral kolonisten uit het Jonische Fokaia die in de zesde eeuw voor Christus erg actief waren in het westelijk gedeelte van het Middellandse Zeegebied.
[5] Een talent (Gr. τάλαντον) was een gewicht dat als grootste muntsoort diende, het equivalent van 6000 drachmen (een drachme was een zilveren munt van 4 gram).
[6] Een el is een lengtemaat met het equivalent van 46 cm.; de betreffende figuren waren dus meer dan 3.20 meter hoog.
[7] Kyrene is een kolonie van Thera op de noordkust van Libya (Afrika).
[8] De schepen waren een maat groter dan die genoemd in hfdst. 148 (zie voetnoot 144), want het betrof nu “vijftigriemers” (Gr. πεντηκόντεροι).