[147] Dat is wat de Egyptenaren zelf zeggen. Ik ga nu alles vertellen wat er volgens anderen in dat land is gebeurd en waarover Egyptenaren het met die anderen eens zijn. Dit zal worden aangevuld met zaken uit mijn eigen beleving.
Afspraken
Toen de Egyptenaren na het koningschap van de priester van Hefaistos hun vrijheid hadden teruggekregen, deelden ze heel Egypte op in twaalf stukken en stelden twaalf farao’s aan. Ze konden namelijk niet één moment zonder farao leven. Zij voerden de macht uit, terwijl ze onderling huwelijken aangingen en de volgende afspraken maakten: elkaar niet van de troon stoten, niet naar meer bezit streven dan de ander en zo veel mogelijk vrienden van elkaar zijn.
Het maken van die afspraken, waaraan zij zich streng hielden, had de volgende reden. Aan hen was direct in het begin, toen zij aan de macht kwamen, voorspeld dat wie van hen in de tempel van Hefaistos uit een bronzen schaal[1] een plengoffer bracht farao zou worden over heel Egypte. En die kans was groot, want ze kwamen in álle tempels bijeen.
Labyrint
[148] Ze besloten verder samen een monument na te laten en lieten, toen ze dat eenmaal hadden besloten, een labyrint aanleggen net ten zuiden van het meer van Moiris, ongeveer ter hoogte van de zogeheten stad van Krokodillen.[2] Wat ik ervan heb gezien, is onbeschrijfelijk groot. Als je de burchten van de Grieken en andere prestaties van hen bij elkaar optelt, zou kunnen blijken dat die minder moeite en geld hebben gekost dan dit labyrint. Alhoewel… de tempel in Efese en die op Samos zijn natuurlijk bijzonder. Ook de piramiden waren onbeschrijfelijk groot en elk daarvan kan zich meten met vele grote, Griekse bouwwerken, maar het is evident dat het labyrint zelfs de piramiden overtreft.
Het heeft twaalf overdekte hallen met tegenover elkaar liggende entrees, zes aan de noordzijde, zes aan de zuidzijde geschakeld.[3] Aan de buitenzijde worden ze door één en dezelfde muur omgeven. Binnen heb je vertrekken over twee verdiepingen, een deel daarvan ondergronds, een andere deel daarbovenop, drieduizend in totaal, vijftienhonderd op elke verdieping.[4] De vertrekken boven hebben we tijdens een rondgang zelf gezien en kunnen erover vertellen, omdat we ze zelf hebben bezocht.
Onderaardse vertrekken
Van de onderaardse vertrekken hebben we alleen maar gehoord. De Egyptenaren die er toezicht hielden, waren in geen enkel opzicht ertoe bereid ze te tonen. Ze zeiden dat daar zich de graven bevonden van de farao’s die aan het begin van de bouw van het labyrint stonden en van de heilige krokodillen. Dat is de reden waarom we van de vertrekken beneden alleen van horen zeggen kunnen spreken. Die daarboven hebben we zelf gezien en die zijn bovenmenselijk groot. De doorgangen van de ene naar de andere ruimte en de corridors door de hallen zijn rijk versierd en lieten veel prachtige dingen zien, toen we vanuit een hal naar de vertrekken liepen en daarvandaan naar colonnades en van daaruit weer naar andere vertrekken en vervolgens naar andere hallen. Alle hebben een dak van steen,[5] zoals ook de muren van steen zijn, maar deze zijn geheel bedekt met afbeeldingen die erin zijn uitgehouwen. Elke hal heeft een galerij van witte stenen die perfect op elkaar aansluiten.[6]
Op een hoek van het labyrint, waar de uitgang is, ligt een piramide van vierenzeventig meter,[7] waarop grote figuren zijn uitgehouwen. Er is ondergronds een gang daarnaartoe aangelegd.
[1] Eerder heeft de schrijver laten weten dat brons het materiaal was dat door iedereen werd gebruikt (zie hfdst. 37).
[2] D.w.z. Krokodilopolis (Gr. Κροκοδίλων Πόλις).
[3] Uit deze beschrijving kan worden geconcludeerd dat aan iedere farao van het twaalftal een eigen hal was toegewezen; wellicht liepen daaraan parallel de onderaardse vertrekken die de schrijver niet heeft mogen bezoeken.
[4] Dit betekent dat elke hal per verdieping gemiddeld 125 (i.e. 1500/12) vertrekken moet hebben gehad.
[5] De schrijver merkt een verschil op met grote, Griekse bouwwerken zoals tempels, waarvan de daken een lichtere, houten constructie hadden.
[6] De brontekst spreekt van een ‘hal omgeven door zuilen’, aule peristylos (Gr. αὐλὴ περίστυλος), zoals een Griekse tempel aan de buitenkant een of twee rijen zuilen heeft; het is onduidelijk of de witte stenen alleen de zuilen betreffen of de gehele hal.
[7] Om precies te zijn 40 orguiai (een orguia, Gr. ὀργυιά, is een lengtemaat van 1,85 m.); de schrijver geeft hier niet aan of hij het over de hoogte of lengte c.q. breedte heeft, maar gezien eerdere berekeningen zal het laatste bedoeld zijn (vgl. hfdstt. 124, 126 & 134) en in dat geval heeft deze piramide een oppervlakte van 5.476 m2.