[108] Xerxes marcheerde vanuit Doriskos naar Griekenland en dwong eenieder die hij op zijn weg vond aan de veldtocht deel te nemen.[1] Zoals door mij al eerder is aangegeven, waren allen in het gebied tot aan Thessalia tot slaaf gemaakt en moesten belasting aan de Perzische koning afdragen. Hun onderwerping was het werk van Megabazos en later Mardonios.[2]
Tekort aan water
Op zijn mars vanuit Doriskos passeerde hij eerst de Samothrakische forten waarvan de meest westelijke vestiging een stad is met de naam Mesambria.[3] Onmiddellijk hiernaast ligt Stryme, een Thasische vestiging. Tussen de twee steden in stroomt de rivier Lisos die op dat moment niet het peil had om Xerxes’ leger van water te voorzien, maar droogstond. Vroeger werd het gebied Gallaïke genoemd, tegenwoordig Briantike, maar het zijn de Kikonen die de meeste aanspraken kunnen maken op het land.[4]
[109] Hij stak de bedding over van de Lisos die volledig droog was komen te vallen en passeerde de volgende Griekse steden: Maroneia, Dikaia en Abdera. Bij het passeren ervan kwam hij ook langs meren met namen als Ismaris, gelegen tussen Maroneia en Stryme, en Bistonis bij Dikaia, waarin twee rivieren uitmonden, de Trauos en de Kompsatos. Bij Abdera passeerde Xerxes geen meer van enige naam, maar de rivier Nestos die in zee uitkomt.
Na die gebieden passeerde hij de Thasische steden op het vasteland. In één daarvan ligt een meer, in omtrek meer dan 5½ km. groot (grove schatting),[5] dat vol vissen is, maar erg brak water bevat. Door alleen al de lastdieren ervan te laten drinken kwam het droog te staan.[6] De naam van die stad is Pistyros. Deze steden, die aan de kust lagen en Grieks waren, passeerde hij rechts.[7]
Thrakische volksstammen
[110] Dit zijn alle Thrakische volkeren door wier gebied hij zijn weg aflegde: de Paiten, de Kikonen, de Bistonen, de Sapaiërs, de Dersaiërs, de Edonen en de Satren. De volkeren die aan de kust leefden, escorteerden hem op hun schepen, zij die in het binnenland woonden en door mij zijn opgesomd, werden allemaal, behalve de Satren, gedwongen hem over land te volgen.
[111] De Satren zijn bij mijn weten nooit onderworpen geweest aan wie dan ook, maar de enige Thrakiërs die onafgebroken tot op de huidige dag onafhankelijk zijn. Zij wonen op hoge bergen, rijk aan allerlei soorten hout en dicht besneeuwd, en blinken uit in de strijd. Het orakel van Dionysos is van hen en dat ligt op de hoogste berg.[8] Onder de Satren zijn het de Bessen die de orakelspreuken van het heiligdom beheren. Een priesteres doet de voorspellingen, zoals in Delfi, maar niet zo subtiel.[9]
Pangaion
[112] Na het genoemde gebied passeerde Xerxes daarna de forten van de Piëren. Het ene heet Fagres, het andere Pergamos. De weg daar voerde hem vlak langs de forten. De berg Pangaion, uitgestrekt en hoog als die is, liet hij rechts van zich liggen.[10] Deze is rijk aan goud- en zilvermijnen die in handen zijn van de Piëren, de Odomanten en vooral de Satren.
[113] Hij nam de weg naar het westen en passeerde de Paioniërs, Doberen en Paioplen die aan de andere, noordelijke kant van de Pangaion wonen, om uiteindelijk de rivier Strymon en de stad Eïon te bereiken, die onder het bestuur stond van Boges, die toen nog leefde en wiens verhaal ik kort hiervoor heb verteld.[11] Het gebied dat daar de Pangaion omgeeft, heet Fyllis. Dit strekt zich in westelijke richting uit tot aan de rivier Angitesdie in de Strymon uitmondt, en in zuidelijke richting tot de Strymon zelf. In deze rivier lieten de Magiërs het bloed van witte paarden stromen en wilden met dit offer gunstige voortekenen krijgen.[12]
Levend begraven
[114] Na die goochelarij en nog veel ander geheimzinnig gedoe met de rivier trokken zij bij Ennea Hodoi[13] in het gebied van de Edonen over de bruggen die zij kant en klaar over de Strymon aantroffen. Toen zij van de naam ‘Ennea Hodoi’ hoorden, hebben zij evenzoveel jongens als meisjes, kinderen uit de plaatselijke bevolking, er levend begraven. Het levend begraven is iets van de Perzen.[14] Ik heb gehoord dat Amestris, de vrouw van Xerxes, toen zij op gevorderde leeftijd was gekomen, veertien kinderen van Perzen van groot aanzien liet begraven als teken van dankbaarheid voor haar eigen leven aan de god die volgens hen onder in de aarde is.
Recrutering
[115] Toen het leger op zijn mars de Strymon achter zich liet, passeerde het daar Argilos, een Griekse stad, die op de westelijke oever ervan ligt. Dat gebied en het land daarachter wordt ‘Bisaltia’ genoemd.[15] Daarvandaan trok Xerxes links van de baai bij Posideïon[16]over een vlakte die de ‘vlakte van Syleus’ wordt genoemd,[17] passeerde de Griekse stad Stagiros[18]en bereikte Akanthos. Ieder volk dat daar en rond het Pangaiongebergte woonde, liet hij met zich meekomen, zoals hij dat met anderen deed die ik eerder heb genoemd: [19] wie aan zee woonde, liet hij dienstdoen aan boord van de schepen, wie meer landinwaarts woonde, dwong hij hem in het landleger te escorteren.
Die weg waarover koning Xerxes z’n leger liet marcheren wordt door de Thrakiërs tot nu toe nog steeds niet opgebroken of als zaaigrond gebruikt, maar streng in ere gehouden.[20]
Speciale status Akanthos
[116] Aangekomen dus in Akanthos verklaarde Xerxes de Akanthiërs officiëel tot staatsvrienden. Hij schonk hen het recht Perzische kledij te dragen en hield niet op hen te prijzen, toen hij zag hoezeer zij bereid waren om oorlog te voeren en hoorde van hun graafwerk.[21]
[117] Het toeval wilde dat, toen Xerxes in Akanthos was, Artachaiës, die het toezicht had over de bouw van het kanaal, aan de gevolgen van een ziekte overleed. Hij stond bij Xerxes hoog in aanzien en kwam uit het geslacht van de Achaimeniden, een man die de langste onder de Perzen was (hij was meer dan tweeëneenhalve meter lang)[22] en over een extreem luide stem beschikte. Zo kwam het dat Xerxes vanwege zijn grote verdriet hem een eersteklas uitvaart en begrafenis gunde. Het gehele leger hielp mee een grafheuvel op te richten.[23] De Akanthiërs brengen, sinds een orakel hierover uitspraak deed, die Artachaiës offers als aan een halfgod en scanderen daarbij zijn naam. Het was duidelijk dat Xerxes zich het verlies van Artachaiës aantrok.
[1] Een bij de Perzen beproefde methode, want ook Kyros paste die toe op zijn veldtocht tegen Kroisos (zie boek 1, hfdst. 76).
[2] Megabazos had de Paioniërs (zie boek 5, hfdst. 12 & 15), Mardonios de inwoners van het eiland Thasos (zie boek 6, hfdst. 43-45) onderworpen.
[3] Tegenwoordig Makri (Gr. Μακρή).
[4] Op zijn terugtocht uit Troje zette Odysseus hier volgens Homeros (Odysseia boek 9, rr. 39-40) voor het eerst weer voet aan wal en verwoestte de stad Ismaros (Gr. Ἴσμαρος) en doodde haar inwoners, de Kikones (Gr. Κίκονες).
[5] Om precies te zijn 30 stadia; een stadion (Gr. στάδιον) is een lengtemaat van 185 m., zodat het meer een omtrek had 5,55 km. en, indien rond van vorm, een oppervlakte van ongeveer 2,4 vierkante km.
[6] Bij een gemiddelde diepte van ong. twee meter bevatte het meer 4,8 miljoen liter water; als de dorst van een lastdier met 8 liter water (bijna een emmer vol) wordt gelest, telde Xerxes’ leger er 600.000 van, ongeveer één lastdier voor drie soldaten (vergelijk de telling in hfdst. 60).
[7] D.w.z. noordelijk ervan; Xerxes’s route lag dus meer landinwaarts.
[8] De in hfdst. 118 genoemde Pangaion (Gr. Πάγγαιον).
[9] Voor tweeërlei uitleg vatbaar: de Delfische orakelspreuken waren dubbelzinnig en vroegen om bijzondere uitleg of het orakel van Dionysos verkondigde een directe en duidelijke boodschap.
[10] Hier liep Xerxes’ route, anders dan die langs de Thasische steden (zie hfdst. 109), vlak langs de kust.
[11] Zie hfdst. 107.
[12] Een voor Perzen onbegrijpelijke handeling, omdat zij het ongepast vonden stromend water te bezoedelen (zie boek 1, hfdst. 138).
[13] Lett. ‘Negen Wegen’ (Gr. ἔννεα ὅδοι); indien het om een plek gaat met elkaar kruisende wegen, iets wat in de oudheid om behoedzaamheid vroeg, is de magie ervan begrijpelijk.
[14] Mensenoffers zijn eerder bekend van de Thrakiërs, in wier gebied de Perzen nu waren aangekomen.
[15] Nauwkeuriger gezegd: het land van de Bisaltai (Gr. Βισάλται).
[16] Een verder onbekende stad.
[17] Hier zal het gaan om de landstrook tussen het Meer van Bolbè en de Strymonische Golf.
[18] Het huidige Stavros (Gr. Σταυρός).
[19] Zie hfdst. 110.
[20] Uit deze mededeling zou kunnen worden afgeleid dat het niet om een bestaande weg gaat, maar een door de soldaten in het akkerland uitgetreden pad.
[21] Aan het kanaal door Athos is drie jaar eerder begonnen (zie hfdst. 22, waar niet blijkt dat alleen de Akanthiërs eraan hebben gewerkt); de brontekst is hier overigens lacuneus.
[22] Artachaiës was om precies te zijn 252,5 cm. (i.e. “op 4 vingers na 5 koninklijke el”) lang; de koninklijke of Perzischeel, pechys (Gr. πῆχυς) was een lengtemaat van 52,5 cm. en de Griekse vinger, daktylos (Gr. δάκτυλος) een van 2,5 cm.
[23] Misschien wel op de wijze die beschreven wordt in boek 4, hfdst. 92: eenieder droeg letterlijk een steentje bij.