Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Verschroeide aarde

[121] Toen de Skythen tot dat besluit waren gekomen, zochten zij de Perzen op voor het gevecht en stuurden hun beste ruiters vooruit als verkenners. De wagens waarop al hun vrouwen en kinderen leefden en al het vee (uitgezonderd een voldoende aantal dieren dat zij voor eigen consumptie achterhielden) stuurden zij samen met de wagens weg. De opdracht was om aldoor in noordelijke richting te rijden.

In de achtervolging

[122] Die werden zo in veiligheid gebracht. Toen de verkenners de Perzen aantroffen op een afstand van ongeveer drie dagmarsen van de Istros, bivakkeerden zij één dagmars voor hen uit, terwijl zij alles plunderden wat uit de aarde groeide. Op het verschijnen van de ruiterij reageerden de Perzen door deze op de voet te volgen, terwijl de andere partij zich terugtrok. Het was duidelijk dat zij regelrecht afgingen op één van de bevolkingsdelen en zij achtervolgden het in oostelijke richting tot aan de Tanaïs. Toen zij de Tanaïs overstaken, staken de Perzen die in hun achtervolging óók over, totdat zij het gebied van de Sauromaten waren gepasseerd en dat van de Boudinen bereikten.   

[123] Zolang als de Perzen door het gebied van de Skythen en Sauromaten trokken, viel er niets te verwoesten, omdat het verdord gebied was. Toen zij het land van de Boudinen binnenvielen, troffen zij daar de houten stad aan en staken die in brand, want de Boudinen waren in geen velden noch wegen te bekennen en de stad was volledig ontruimd. Hierna trokken zij steeds verder, terwijl zij hen op hun hielen zaten, totdat zij dat gebied gepasseerd waren en de woestijn bereikt hadden. In die woestijn woont geen mens en deze ligt voorbij het land van de Boudinen en het duurt zeven dagen om haar over te steken. Aan de andere kant van de woestijn wonen de Thyssageten en vanuit hun gebied stromen vier grote rivieren door het land van de Maieten die uitmonden in het zogeheten meer van Maietis en waarvan de namen Lykos, Oaros, Tanaïs en Syrgis luiden.

[124] Toen Dareios in de woestijn was gekomen, staakte hij zijn opmars en sloeg zijn legerkamp op bij de rivier Oaros. Daarop liet hij acht grote forten aanleggen op gelijke afstanden van meer dan elf kilometer van elkaar.[1] De fundamenten daarvan zijn nog tot in mijn tijd intact gebleven. Terwijl hij daarop zijn aandacht had gericht, maakten de door hem achtervolgde Skythen een omtrekkende beweging door het noorden en keerden in hun land terug. Omdat Dareios hen volledig uit het oog had verloren en zij zich niet meer aan hem vertoonden, liet hij die forten halverwege de bouw achter, sloeg een andere richting in en ging westwaarts, want hij dacht dat dat álle Skythen waren die in westelijke richting vluchtten.

Onrust bij andere volkeren

[125] Hij liet zijn leger zo snel mogelijk optrekken en kwam, toen hij het land van de Skythen had bereikt, beide legerafdelingen van de Skythen[2] tegen, waarop hij hen achtervolgde, maar zij hem een dagmars vóór waren. Omdat Dareios hen maar bleef opjagen, vluchtten de Skythen, zoals afgesproken, naar het gebied van de stammen die hadden geweigerd mee te vechten en als eerste naar dat van de Melanchlainen. Toen de Skythen en de Perzen met hun inval in hun land chaos hadden aangericht, vielen de Skythen het gebied van de Androfagen binnen en na ook over hen chaos te hebben gebracht weken zij uit naar Neuris. Nadat ook onder haar bewoners chaos was uitgebroken, maakten de Skythen een omtrekkende beweging naar de Agathyrsen.

De Agathyrsen zagen hoe hun buurvolkeren door de Skythen werden verjaagd en in paniek gebracht, en stuurden nog voordat de Skythen bij hen zouden binnenvallen een gezant. Zij gaven hen geen toestemming om hun grenzen te passeren en waarschuwden dat, mochten zij proberen een inval te doen, zij eerst met hen de strijd moesten aangaan. Na die waarschuwing stuurden de Agathyrsen troepen ter versterking van hun grenzen, want zij waren van plan de aanvallers tegen te houden. De inval van de Skythen en Perzen deed de Melanchlainen, Androfagen en Neuren niet naar de wapens grijpen, want zij vergaten hun dreigende taal[3] en vluchtten in paniek in alsmaar noordelijke richting de woestijn in. Door het verbod van de Agathyrsen kwamen de Skythen niet langer hun land binnen, maar leidden de Perzen uit het gebied van de Neuren naar dat van henzelf.

Idanthyrsos’ uitleg aan Dareios

[126] Toen dit gedoe voortduurde en hieraan geen eind kwam, stuurde Dareios een ruiter naar de Skythische koning Idanthyrsos met de volgende boodschap: “Rampzalig figuur, waarom vlucht jij steeds, terwijl jij de keuze hebt uit een van deze twee dingen? Als jij jezelf flink genoeg vindt om het tegen mijn machtsvertoon op te nemen, stop en houd op met ronddolen en vecht! Maar als jij inziet dat jij de mindere bent, staak even goed jouw mars en begin onderhandelingen door jouw heerser land en water aan te bieden.”[4]

[127] Het antwoord hierop van de Skythische koning Idanthyrsos luidde: “Geachte Pers, ik zit zo in elkaar. Nog nooit ben ik uit angst voor iemand gevlucht en ik vlucht niet voor jou, niet in het verleden en ook niet nu. Ik doe nu niet anders dan ik gewend ben in vredestijd te doen. Waarom ik niet meteen de strijd met jou opzoek? Ook dit zal ik uitleggen. Wij bezitten geen steden of bouwland, waarvoor uit bezorgdheid dat die ingenomen of verwoest worden wij niet eerder de strijd met jou zullen zoeken. Als wij écht snel het hierop moeten laten aankomen, hebben wij nog de graven van onze voorouders. Doe een poging, spoor ze op en probeer die te vernietigen. Jullie zullen dan merken of wij met jullie om de graven zullen vechten of niet. Eerder dan dat wij daartoe een besluit hebben genomen, zullen wij geen slag leveren. Nu nog wat anders: Zeus, die mijn voorvader is, en Hestia, koningin van de Skythen, zijn de enige heersers die ik dien. In plaats van land en water als geschenken zal ik u zulke geschenken sturen die u toekomen. Als reactie op je uitspraak dat jij mijn meester bent, zeg ik je: huil erom!”[5] Dat laatste is een Skythische zegswijze.


[1] De brontekst heeft het over ‘60 stadia’ (een stadion. Gr. στάδιον,is een lengtemaat van 185 meter); de forten stonden 11,1 kilometer van elkaar af, op een totale lengte van bijna 80 kilometer (i.e. 77,7 km.).

[2] Die van Idanthyrsos en Taxakis, zoals genoemd in hfdst. 120.

[3] Deze volksstammen hadden eerder (zie hoofdstuk 119) verklaard een inval van de Perzen niet te verwachten.

[4] Land en water aanbieden: diplomatentaal voor onvoorwaardelijke overgave.

[5] Een onbeleefde uitdrukking, met het verzoek om “op te rotten”.