Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Volkeren aan de kust van Libya

Volksstammen in het oosten

[168] Je hebt in Libya de volgende bevolkingsgroepen. Gezien vanuit Egypte zijn de eerste Libiërs die er wonen de Adyrmachiden, die merendeels Egyptische levensgewoontes erop nahouden, maar precies dezelfde kleding dragen als de rest van de Libiërs. Hun vrouwen dragen om beide kuiten een ketting van brons. Ze dragen lange haren en ieder van hen bijt de vlooien terug[1] die ze op het eigen lichaam vangt, en werpt die dan weg.

Zij zijn de enige Libiërs die dat doen en ook de enige die hun koning de meisjes presenteren die binnenkort trouwen. Wie bij de koning in de smaak valt, wordt door hem ontmaagd. Het territorium van de Adyrmachiden reikt vanaf Egypte tot aan de haven met de naam Plynos.

[169] Aan hun gebied grenst dat van de Giligamen; zij bewonen het gebied ten westen ervan tot aan het eiland Afrodisias. Halverwege ligt het eiland Platea dat door de Kyreneërs is bevolkt,[2] en op het vasteland heb je de haven Menelaos en de stad Aziris, waar de Kyreneërs hebben gewoond.[3] Hier begint het gebied van het silfion[4] en dit reikt vanaf het eiland Platea tot aan de Golf van Syrte. De Giligamen hebben ongeveer dezelfde gewoonten als de overige Libiërs.   

[170] Aan het gebied van de Giligamen grenst ten westen ervan dat van de Asbysten. Zij leven ten zuiden van Kyrene. Hun gebied reikt niet tot aan de zee, want de kuststreek wordt door de Kyreneërs bewoond. Meer dan alle andere Libiërs zijn het berijders van vierspannen en met overgave imiteren zij de Kyreneërs in hun gebruiken.

[171] Aan het gebied van de Asbysten grenst ten westen ervan dat van de Auschisen. Zij leven voorbij Barke en hun gebied reikt tot aan de zee ter hoogte van de Euesperiden.[5] Midden in hun gebied leven de Bakalen, een kleine stam, wier gebied tot aan de zee reikt ter hoogte van Taucheira, een stad in het gebied van Barke. Zij houden er dezelfde gewoonten op na als de mensen ten zuiden van Kyrene.

De Nasamonen

[172] Aan het gebied van die Auschisen grenst ten westen ervan dat van de Nasamonen, een grote stam die ’s zomers hun kuddedieren aan de kust achterlaten en landinwaarts trekken naar het gebied in en rond Augila[6] om de vruchten te oogsten van de palmbomen. Deze zijn talrijk en dichtbegroeid, want ze brengen alle vruchten op. Wanneer zij sprinkhanen gevangen hebben, leggen ze die in de zon te drogen en vermalen ze om ze daarna over de melk te strooien en op te drinken.[7]

Het hoort bij hun levensstijl dat een ieder vele vrouwen heeft en zij delen die met elkaar op een wijze die vergelijkbaar is met die bij de Massageten: door een staf voor hun woning op te stellen, laten zij weten dat zij gemeenschap hebben.[8] Wanneer een Nasamoon voor het eerst trouwt, wil het gebruik dat de bruid in de huwlijksnacht een rondje maakt bij de gasten en gemeenschap heeft. Iedereen die met haar gemeenschap heeft gehad, geeft haar een geschenk dat hij van huis heeft meegenomen.

Bij eden en voorspellingen handelen zij als volgt. Zij leggen een eed af bij alleen die mannen die volgens de traditie het rechtvaardigst en de beste zijn geweest en dit doen zij, terwijl zij zich vasthouden aan graven. Zij laten zich de toekomst voorspellen door de grafmonumenten van hun voorouders te bezoeken: na een gebed gaan zij ernaast liggen slapen en wat zij dromen, vatten zij als voorspelling op. Bij plechtige beloftes doen zij ongeveer het volgende: ze laten je uit hun hand drinken en drinken uit de hand van de ander; als ze over niets vochtigs beschikken, pakken ze zand van de grond en likken het op.

Buurvolkeren van de Nasamonen

[173] De buren van de Nasamonen zijn de Psyllen. Op de volgende wijze is er aan hun bestaan een einde gekomen. De zuidenwind[9] die bij hen waait, heeft hun waterbekkens doen opdrogen en al het land ten oosten van de Syrte kwam zonder water te zitten. Zij kwamen tot een unanieme beslissing en trokken met hun leger tegen de zuidenwind op (ik vertel wat de Libiërs zeggen) en toen zij in de woestijn waren gekomen, heeft de zuidenwind hen in een vlaag bedolven. Na hun vernietiging is hun land in handen van de Nasamonen.

[174] Nog zuidelijker van hen leven in het wildedierenrijk de Garamanten, die mensenschuw zijn en contact met een ieder vermijden. Zij zijn niet in het bezit van wapens en weten helemaal niet hoe zij zich kunnen verdedigen.

[175] Zij nu leven ten zuiden van de Nasamonen. Ten westen langs de kust grenst aan hun gebied dat van de Maken. Zij dragen een kuif en slechts de middelste baan van het haar laten zij staan, door het links en rechts tot op de huid weg te knippen. Als zij ten oorlog gaan, dragen zij de huiden van struisvogels als bescherming.

Door hun gebied stroomt de rivier Kinyps vanaf de zogeheten ‘heuvel van de Chariten’ en mondt uit in zee. Die ‘heuvel van de Chariten’ is dichtbegroeid met wouden en dat, terwijl de rest van het hiervoor beschreven Libya geen begroeiing kent. De afstand van zee daarnaartoe bedraagt 37 kilometer.[10]

[176] Het zijn de Gindanen die naast die Maken leven. Iedere vrouw draagt bij hen een flink aantal enkelbandjes van leer, naar verluidt om waarschijnlijk de volgende reden. Voor elke man met wie zij gemeenschap heeft gehad, bindt zij zich een bandje om de enkel en wie de meeste heeft, geniet het hoogste aanzien, als zou zij door de meeste mannen bemind worden.

Lotoseters

[177] De kust die vóór het gebied van de Gindanen in zee uitsteekt, wordt bewoond door de Lotofagen,[11] die door het eten van alleen de vrucht van de lotos zich in leven houden. De vrucht van de lotos is ongeveer zo groot als die van de mastiekboom,[12] maar de zoete smaak doet eerder denken aan de vrucht van de palmboom. Uit die vrucht bereiden de Lotofagen ook wijn.

[178] Aan het gebied van de Lotofagen grenst langs de kust dat van de Machlyers. Ook zij gebruiken lotos, maar niet zo veel als de eerder genoemden. Hun gebied strekt zich uit tot aan een grote rivier met de naam Triton, die uitmondt in het grote Tritonismeer. Daarin ligt een eiland genaamd Fla. Volgens zeggen kregen de Lakedaimoniërs van een orakel te horen dat ze zich op dat eiland moesten vestigen.

Iason uit de koers

[179] Ook het volgende verhaal doet de ronde. Toen Iason aan de voet van het Peliongebergte de Argo had afgebouwd,[13] bracht hij naast een honderdtal runderen[14] ook een drievoet van brons aan boord en voer om de Peloponnesos met de bedoeling Delfi te bereiken. Toen hij al varend ter hoogte van kaap Malea was gekomen,[15] kreeg de noordenwind vat op het schip en sloeg dit uit de koers naar Libya. Maar nog voordat hij land in zicht kreeg, bevond hij zich in de ondiepten van het Tritonismeer.[16]

Het verhaal wil dat, toen Iason niet wist hoe het schip eruit te trekken, Triton[17] verscheen en beval de drievoet aan hém te geven: hij verzekerde hen een doorgang te zullen wijzen en hen ongedeerd te laten gaan. Iason liet zich overhalen en daarom wees Triton hen de weg uit de ondiepten en gaf de drievoet een plek in het aan hem gewijde heiligdom, pas nadat hij daarop zittend[18] een voorspelling had gedaan en aan Iason en zijn mannen alles had geopenbaard: “Wanneer een van de nakomelingen van de Argovaarders de drievoet zal terughalen, is het onvermijdelijk dat honderd Griekse steden gesticht worden rond het Tritonismeer.” Bij het horen hiervan hebben de Libiërs die in die streek wonen de drievoet verstopt.

Rondom het Tritonismeer

[180] Aan het gebied van die Machlyers grenst dat van de Auseërs. Net als de Machlyers leven de Auseërs rondom het Tritonismeer. Tussen hen in vormt de Triton de grens. De Machlyers dragen hun haren lang aan de achterkant van hun hoofd, de Auseërs aan de voorkant ervan. Op het jaarlijkse feest ter ere van Athena stellen de meisjes zich in twee rijen tegenover elkaar op en vechten met elkaar met stenen en stokken: naar hun eigen zeggen vervullen zij rituelen ter ere van hun inheemse godin, die bij ons Athena heet. De meisjes die aan hun verwondingen bezwijken noemen ze ‘onechte maagden’.

Voordat ze hen groen licht geven voor het gevecht, doen ze het volgende. Iedere keer laten ze het knapste meisje van beide volkeren een Korinthische helm opzetten en een complete Griekse wapenrusting aantrekken en houden ze een processie, met dat meisje op een wagen. Waarmee zij de meisjes vroeger uitdosten, vóórdat de Grieken zich naast hen zijn komen vestigen, kan ik niet zeggen, maar ik denk dat dat gebeurd is met Egyptische wapens, want mijns inziens zijn het schild en de helm vanuit Egypte bij de Grieken terechtgekomen. Zij beweren dat Athena de dochter van Poseidon en het Tritonismeer is, maar dat zij om een onenigheidje met haar vader zich bij Zeus heeft gemeld en dat deze haar tot zijn eigen dochter heeft gemaakt. Dat is hún verhaal.

Ze doen het met elkaars vrouwen,[19] kennen niet het huwelijksgebruik en gaan met elkaar om zoals dieren dat doen.[20] Wanneer het kind van een vrouw wat flinker is geworden, komen de mannen binnen twee maanden bijeen en beschouwen het als de zoon van de man op wie het kind het meeste lijkt.


[1] Als reactie op een vlooienbeet wel te verstaan.

[2] Zie hfdstt. 151-153.

[3] Zie hfdstt. 157-158.

[4] Een plant (Gr. σίλφιον, Lat. laserpicium)aan de wortel waarvan geneeskrachtige werking werd toegeschreven en die op den duur door zijn zeldzaamheid steeds kostbaarder werd.

[5] Het latere Berenike (huidig Benghazi).

[6] Een oase, gezien de beschrijving van de vruchtbaarheid van de plek; zie ook hfdst. 182.

[7] Het wordt door de schrijver niet duidelijk gemaakt of hier de melk bedoeld wordt van de kokospalm; ook bepaalde Babylonische stammen vermalen hun eten, i.e. vis (zie boek 1, hfdst. 200).

[8] De nomadische Massageten hebben met hun vrouwen seks in hun wagens (zie boek 1, hfdst. 216).

[9] De schrijver gebruikt hier de standaardterm notos (Gr. νότος, Lat. auster); in de oudheid ervoer men deze als een vooral in de late zomer en herfst straffe, maar vochtige wind, die op het noord-Afrikaanse continent nog droog aanvoelde, vergelijkbaar tegenwoordig met de sirocco.

[10] D.w.z. 200 stadia; een stadion (Gr. στάδιον) is een lengtemaat van 185 meter.

[11] Lett. “Lotoseters” (Gr. Λωτοφάγοι); zij worden ook door Homeros genoemd, als een van de volkeren die Odysseus op zijn zwerftocht ontmoet (zie Odysseia boek 9, r. 82 e.v.); ook de Egyptenaren verwerken de lotos tot voedsel (zie boek 2, hfdst. 92).

[12] De pistacia lentiscus, een struik die wel acht meter hoog kan worden en in het Mediterrane gebied goed gedijt op droge, rotsachtige hellingen.

[13] Met het schip en zijn ‘Argonauten’ zou Iason het gulden vlies bij koning Aietes wegroven; vertrekpunt was de stad Iolkos aan de voet van het Peliasgebergte.

[14] De schrijver gebruikt hier de term hekatombe (Gr. ἑκατόμβη), lett. “offer van 100 runderen”; zo’n offer werd slechts bij bijzondere gelegenheden aan een godheid gebracht; Iason had de bedoeling de god Apollo in Delfi groots te eren (en daarvoor wederdienst te krijgen).

[15] De zuidelijke punt van de Peloponnesos was berucht om de gevaarlijke weersomstandigheden.

[16] In de oudheid veelbesproken waterreservoir ergens in noord-Afrika; dat er 100 steden rondom konden worden gesticht tekent de omvang ervan.

[17] Een zeegod, zoon van Poseidon en Amfitrite, die als boodschapper van zijn ouders op de tritonschelp blies; hier is hij de personificatie van de rivier Triton (zie begin hfdst. 180). 

[18] Ook de priesteres (pythia) van Apollo in Delfi deed haar voorspellingen zittend op een drievoet.

[19] Promiscuïteit wordt ook geconstateerd bij de Nasamonen (zie boven hfdst. 172) en de Massageten (boek 1, hfdst. 216).

[20] Zoals vaker gebruikt de schrijver hier de uitdrukking ‘omgang hebben met’, misgesthai (Gr. μἰσγεσθαι), als eufemisme voor ‘seks hebben met’; seksuele omgang zoals bij dieren wordt door de schrijver ook over de Massageten (zie boek 1, hfdst. 203) en de Indiërs (zie boek 3, hfdst. 101) gemeld.