[13] Aristeës uit de Prokonnesos[1], zoon van Kaÿstrobios, vertelt in zijn episch dichtwerk[2] hoe hij, bezield door Apollo, naar de Issedonen is gereisd. Volgens hem wonen voorbij de Issedonen de eenogige Arimaspen, voorbij deze de griffioenen die het goud bewaken en voorbij deze weer de Hyperboreërs die aan de zee wonen. Zij allen, de Hyperboreërs uitgezonderd, te beginnen bij de Arimaspen, vallen steeds weer hun buurvolkeren aan: de Issedonen werden door de Arimaspen uit hun gebied verdreven, de Skythen door de Issedonen; de Kimmeriërs die aan de zuidelijke zee wonen, verlieten hun gebied, omdat zij door de Skythen werden verdreven. Zijn verhaal over dit gebied komt dus niet overeen met dat van de Skythen.[3]

[14] Waar Aristeës, de maker van dat epische dichtwerk, vandaan kwam, heb ik verteld. Ik ga nu het verhaal vertellen dat ik over hem heb gehoord in de Prokonnesos en in Kyzikos.[4] Er wordt verteld dat Aristeës, van afkomst niet de mindere van enig andere burger, een wasserij in de Prokonnesos binnenliep en dood viel en dat de winkelier de werkplaats sloot en op weg ging om de familie van de overledene in te lichten.
Het gerucht van Aristeës’ overlijden had zich al in de stad verspreid, toen een burger van Kyzikos, komend uit de stad Artake, onenigheid kreeg met de verspreiders van het gerucht: hij beweerde hem op weg naar Kyzikos ontmoet en gesproken te hebben. Hij bleef met kracht het gerucht bestrijden, maar de familie van de overledene stond bij de wasserij met spullen om het lijk te bergen. Het vertrek werd geopend en… geen spoor van Aristeës, dood noch levend. Zeven jaar later doemde hij op in de Prokonnesos en maakte die epische gedichten die tegenwoordig door de Grieken ‘Arismaspea’ worden genoemd. Na het maken ervan is hij voor de tweede keer verdwenen. Dit plegen ze in die steden te vertellen.
[15] Ik weet dat de Metapontijnen in Italië[5] het volgende hebben meegemaakt 240 jaar ná de verdwijning van Aristeës, zoals ik heb ontdekt door de feiten in de Prokonnesos én Metapontion[6] met elkaar te vergelijken. De Metapontijnen beweren dat Aristeës zelf in hun land is verschenen en hen heeft opgedragen een altaar voor Apollo op te richten en ernaast een standbeeld te plaatsen met het opschrift: ‘Aristeës uit de Prokonnesos’. Want hij verklaarde dat zij de enige Grieken in Italië waren wier land Apollo bezocht en dat hij zelf, die nu Aristeës was, hem vergezelde, maar dat hij, nu hij de god vergezelde, een raaf was. Amper had hij die woorden gesproken, of hij verdween weer. De Metapontijnen zeggen dat zij mensen naar Delfi[7] hebben gestuurd en de god gevraagd wat de verschijning van de man te betekenen had. De Pythia[8] gaf hen in naar de verschijning te luisteren en dat in dat geval het hen beter zou vergaan. Ze gaven hieraan gehoor en voerden het gevraagde uit. Nog steeds staat er een standbeeld met de naam van Aristeës pal naast het beeld van Apollo en rondom staan laurierbomen. Het beeld staat opgesteld op het marktplein. Tot zover het verhaal over Aristeës.
[1] Eiland in de Propontis (Zee van Marmara), door de Milesiërs in 670 vóór Christus gekoloniseerd.
[2] Zijn Arismapea (zie volgend hfdst.), een niet overgeleverd epos over zijn reis naar het verre noorden in het gevolg van de god Apollo.
[3] De Skythen zelf immers vonden zichzelf de allereerste bewoners van hun land (zie hoofdstuk 5).
[4] Stad aan de Propontis (Zee van Marmara), een kolonie van Milete.
[5] In hun streek werd het Pythagoreïsme aangehangen en het is niet zo vreemd dat velen daar in wederopstanding geloofden; dit verhaal vertoont aspecten uit de leer van de zielsverhuizing.
[6] Griekse kolonie in Lucania (Zuid-Italië), gelegen aan de Golf van Taras of Tarente (huidig Taranto).
[7] Meest gangbare schrijfwijze: Delphi, het orakelcentrum van de god Apollo.
[8] De priesteres (Gr. Πυθία) van Apollo, die namens hem de orakelspreuken verkondigde.