[14] Op de tiende dag na het in handen krijgen van de burcht van Memfis wilde Kambyses de farao van de Egyptenaren bespotten en liet Psammenitos (hij was zes maanden aan de macht geweest) in de buitenwijk plaatsnemen. Hij liet hem dat doen samen met andere Egyptenaren en zette hem psychisch onder druk door zoiets als het volgende te doen. Hij hulde zijn dochter in de kleren van een slavin en stuurde haar met een kruik eropuit om water te halen. Hij had ook andere meisjes met haar op weg gestuurd, een selectie van dochters van vooraanstaande mannen, die hij hetzelfde had opgedragen als de dochter van de farao.
Farao in apathie
Toen de meisjes huilend en klagend langs hun vaders liepen, reageerden alle anderen hierop door ook te huilen en te klagen bij het zien van het leed dat hun kinderen werd aangedaan. Psammenitos daarentegen zag in en besefte wat dit te betekenen had en boog het hoofd.[1] Nu de waterdraagsters voorbij waren gekomen, stuurde Kambyses diens zoon samen met 2000 andere Egyptenaren van zijn leeftijd met een touw om hun nek en een toom in hun mond. Ze werden afgevoerd als straf voor de dood van de Mytileners met hun schip. De koninklijke rechters[2] hadden bepaald dat voor iedere man tien Egyptenaren uit de hoogste kringen het leven moesten laten.[3]
Psammenitos zag hen aan zich voorbijtrekken en toen hij begreep dat z’n zoon voor hen uitliep, de dood tegemoet, deed hij hetzelfde als bij zijn dochter. De andere Egyptenaren die om hem heen zaten, bleven jammeren en hun beklag doen. Het toeval wilde dat, toen zij gepasseerd waren, een van zijn tafelgenoten, een man van oudere leeftijd die zijn bezittingen had verloren en niets meer had dan een bedelaar, zijn hand bij de soldaten kwam ophouden en langs Psammenitos, zoon van Amasis, en de Egyptenaren die in de buitenwijk zaten, liep. Toen Psammenitos hem zag, begon hij luid te klagen, sprak z’n vriend bij zijn naam aan en sloeg zich het hoofd.[4]
Psammenitos verklaart zich nader
Hij had natuurlijk bewakers die alles wat hij deed, wanneer er voorbijgangers waren, aan Kambyses meldden. Kambyses verbaasde zich over de gebeurtenissen en stuurde een bode die hem de volgende vraag stelde: “Ik, heer Kambyses, vraag jou, Psammenitos, waarom je niet jammerde en klaagde, toen je dochter leed werd aangedaan en je zoon de dood tegemoet liep, maar de bedelaar, die geen verwant van jou is, zoals ik van anderen begrijp, respect hebt betoond.”
Zo luidde zijn vraag en het antwoord dat de ander gaf, was: “Zoon van Kyros, mijn eigen ongeluk was te groot om te bewenen. Het leed van m’n vriend daarentegen verdiende tranen, want hij heeft een groot vermogen verloren en is tot de bedelstaf vervallen in het zicht van zijn oude dag.” Deze woorden werden overgebracht en mooi gevonden. Volgens de Egyptenaren sprongen Kroisos (onder de gegeven omstandigheden was hij met Kambyses naar Egypte meegegaan)[5] en de Perzen die er waren de tranen in de ogen. Kambyses kreeg enige spijt en gaf onmiddellijk de opdracht het leven van de zoon als een van de ter dood veroordeelden te sparen en z’n vader uit de buitenwijk te halen en bij hem voor te leiden.
Levenseinde van Psammenitos
[15] Ze gingen op zoek naar de zoon, maar troffen hem niet meer in leven aan, want hij was als eerste geëxecuteerd. Ze haalden Psammenitos zelf wel op en brachten hem bij Kambyses, bij wie hij voortaan zijn leven doorbracht en met rust werd gelaten. Als hij zich had weten in te houden, had hij Egypte als bewindvoerder daarvan teruggekregen, omdat de Perzen de gewoonte hebben de zonen van koningen respectvol te behandelen.
De Perzen plegen, ook al zijn de koningen tegen hen in opstand gekomen, het bestuur aan hun zonen terug te geven. Talloze bewijzen zijn er te geven voor het feit dat ze dat in de regel zo doen, onder andere dat van Thannyras, zoon van Inarōs, die het bestuur van zijn vader kreeg, en dat van Pausiris, zoon van Amyrtaios, want ook hij kreeg het bestuur van zijn vader.[6] Toch is er nog niemand geweest die de Perzen méér ellende heeft bezorgd dan Inarōs en Amyrtaios.
Nu was Psammenitos echter iets slechts van plan en heeft hij z’n verdiende loon gekregen. Hij werd erop betrapt Egyptenaren tot een opstand te verleiden, maar omdat hij door Kambyses werd opgemerkt, heeft hij stierenbloed gedronken en viel ter plekke dood neer.[7] Zo kwam hij dus aan zijn eind.
Aanbevolen literatuur
Psammenitos’ uitblijven van medelijden voor het lot van zijn dochter en zoon wordt psychologisch verklaard door Aaron Ben-Ze’ev, Why did Psammenitus not pity his son?, in: Analysis, maart 1990 (Univ. of Haifa 2013), pp. 118-126.
[1] Met enige pathos wordt hier de angst beschreven voor de ‘dag van de slavernij’, bij Homeros geheten doulion ēmar (Gr. δούλιον ἦμαρ).
[2] Bij hun importantie wordt verderop (zie hfdst. 31) stilgestaan; het tragische lot van rechter Sisamnes (vgl. boek 5, hfdst. 25) laat zien dat een enkele misstap, ongeacht de zeer gerespecteerde functie, kon leiden tot strenge bestraffing.
[3] Een Grieks oorlogsschip telde doorgaans 200 bemanningsleden, een aantal dat door de schrijver zelf wordt aangehouden (vgl. boek 7, hfdst. 184).
[4] Dit gedrag staat in schril contrast tot wat Psammenitos deed, toen hij zijn eigen kinderen voorbij zag komen.
[5] Kyros had na zijn overwinning op Kroisos zijn leven gespaard (zie boek 1, hfdstt. 85-86) en hem als adviseur in zijn gevolg opgenomen (zie boek 1 hfdst. 155 & hfdst. 207); als deze episode in Kroisos’ leven niet op fictie berust, moet hij een hoge ouderdom hebben bereikt.
[6] Deze passage is een verwijzing van de opstand van de Libiër Inaros, gesteund door de Egyptenaar Amyrtaios en Grieken uit Kyrene en Athene, in 460-456 vC; de mededeling is een terminus post quem voor de datering van het werk van de schrijver.
[7] Deze vorm van zelfdoding werd ook toegeschreven aan Themistokles (zie Aristofanes, Eq. 83-84, en Ploutarchos, Themistokles 31.5); volgens Aristoteles is het bloed van stieren (en mannetjeszwijnen) ‘zeer pezig en stolt dat van de stier het allersnelst’ (De partibus animalium 651a 4-5, τὸ γὰρ αἷμα τούτων ἰνωδέστατον καὶ τό γε τοῦ ταύρου τάχιστα πήγνυται πάντων).