Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Laatste handelingen vóór de oversteek

[53] Na dit gesprek, stuurde hij Artabanos terug naar Sousa en nodigde de prominente Perzen voor de tweede keer uit. Toen zij er waren, sprak hij tot hen de volgende woorden: “Perzen, ik heb jullie bijeengeroepen en vraag jullie om het volgende: laat zien hoe goed jullie zijn en beschaam eerdere verrichtingen van de Perzen niet, want die zijn groot en schitterend. Laten wij allen, individueel en als collectief, ons strijdlustig betonen. Ja, met ons allen kúnnen wij het en behalen wij succes. Daarom druk ik u op het hart: zet u met overgave in voor deze oorlog. Ik begrijp, dat het dappere mannen zijn tegen wie wij optrekken. Wanneer wij hen hebben overwonnen, is het ondenkbaar dat een ander leger van mannen het tegen ons zal opnemen. Laten wij nu bidden tot de goden die de zorg over de Perzen hebben gekregen, en aan de oversteek beginnen.”

Laatste voorbereidingen

[54] Die dag troffen zij voorbereidingen voor de overtocht en wachtten tot de volgende dag, want zij wilden de zon zien opkomen; ondertussen brachten zij met reukwerk allerlei brandoffers op de bruggen en strooiden myrtetakken over de weg. Toen de zon opkwam, bracht Xerxes een plengoffer door het vocht uit een gouden kruik in zee uit te gieten[1] en bad tot de Zon[2] dat geen enkel tegenspoed hem zo zou treffen dat deze hem ervan zou weerhouden Europa te onderwerpen, voordat hij de uiterste grenzen ervan had bereikt. Na zijn gebed wierp hij de kruik in de Hellespontos, samen met een gouden mengvat en een Perzisch zwaard, dat zij akinake noemen. Ik kan deze handelingen niet precies verklaren: wierp hij die dingen in zee als een offer aan de Zon of wilde hij de zee compenseren, omdat hij er spijt van had de Hellespontos te hebben laten geselen?

De oversteek

[55] Toen dat achter de rug was, staken de infanteristen en de gehele ruiterij over over de ene, noordelijke brug, de lastdieren en het verzorgend materiaal over de andere, de zuidelijke.[3] Voorop liepen de 10.000 Perzen (allen droegen een krans op het hoofd), gevolgd door het bonte leger van alle nationaliteiten. Dat was de ene dag. De volgende dag staken als eersten de ruiters en de manschappen die hun lansen met de punt naar de grond gericht hielden (ook zij droegen kransen op het hoofd),[4] gevolgd door de heilige paarden en heilige wagen. Meteen daarna kwamen Xerxes zelf, de lansdragers en de duizend ruiters en helemaal achteraan de rest van het leger.[5] Ook de vloot voer met hen gelijk op naar de overkant.[6] Ik heb mij ook laten vertellen dat de Perzische koning zelfs als allerlaatste overstak.[7]

Zeven dagen en zeven nachten

[56] Toen Xerxes eenmaal voet aan wal had gezet in Europa, liet hij zijn blikken over het leger gaan dat onder de dreiging van zweepslagen overstak.[8] De oversteek kostte zijn leger zeven dagen en zeven nachten, zonder enige onderbreking. Volgens zeggen heeft, toen Xerxes uiteindelijk de Hellespontos was overgestoken, op dat moment iemand die aan de Hellespontos woonde, gesproken: “Zeus, waarom toch wilt u door de gedaante van een Pers aan te nemen en uzelf in plaats van Zeus Xerxes te noemen Griekenland verwoesten? Neemt u daarvoor alle mensen mee? U had dat ook zonder hen kunnen doen.”


[1] Hetzelfde ritueel wordt beschreven in hfdst. 223 voor het begin van de slag om Thermopylai; in boek 1, hfdst. 132, beschrijft daarentegen de auteur in algemene zin de religieuze gebruiken bij de Perzen en beweert daar dat zij het gebruik van plengoffers niet kennen (Gr. οὐ σπονδῇ χρέωνται).

[2] De Perzen aanbaden Ahura-mazda als hun zonnegod.

[3] Volgens de beschrijving in hfdst. 36 is de noordelijke brug de langere; deze wordt hier gebruikt voor de lichtere legeronderdelen.

[4] Pas in hfdst. 83 vermeldt de schrijver dat deze elite-eenheid de ‘onsterfelijken’ werden genoemd.

[5] Waar zijn, vergeleken met de opsomming in hfdst. 40, de 10.000 ruiters gebleven?

[6] Dit is geen zinvolle manoeuvre, maar eerder een symbolische vlootparade.

[7] D.w.z. niet direct achter zijn elitetroepen aan, wat onwaarschijnlijk is; in het hieropvolgende hoofdstuk gaat de schrijver hier ook niet vanuit.

[8] Bedoeld wordt ‘het overige krijgsvolk’, genoemd aan het eind van hfdst. 41.