Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

De Kypseliden

[92] Dat was hun voorstel, maar het overgrote deel van de bondgenoten dacht er anders over. Zij hielden hun mond, behalve de Korinthiër Sokleës die als volgt het woord nam:[1] [92α] “Wat krijgen wij nou? De hemel zal onder de aarde zijn, de aarde ver boven de hemel, mensen zullen in zee leven, vissen daar waar voorheen de mensen leefden, wanneer jullie, Lakedaimoniërs, aanstalten maken democratieën te ontbinden en tirannieën in de steden in ere te herstellen. Mensen kennen niets wat onrechtvaardiger of dodelijker is. Als jullie vinden dat het goed is dat steden onder tirannieën leven, stel dan zelf eerst een tiran bij jullie zelf aan en kijk dan of jullie dat bij anderen kunnen doen. Nu hebben jullie zelf geen ervaring met tirannen en zien er strikt op toe dat er niet een in Sparta komt, maar jullie bondgenoten… met hen houden jullie geen rekening. Als jullie er wel ervaring mee hadden zoals wij, hadden jullie in dezen een beter voorstel gedaan dan nu.

Eëtion en Labda

[92β] “In Korinthe zag het politieke bestel er als volgt uit. We kenden een oligarchie en het waren de zogeheten Bakchiaden die de stad bestuurden; hun huwelijkspartners zochten zij in eigen kring. Een van hen, Amfion, kreeg een dochter die mank was en Labda heette. Met haar wilde niemand van de Bakchiaden trouwen. Eëtion, zoon van Echekrates, kreeg haar als vrouw; hij kwam uit het district Petra, maar was wel in oorsprong een Lapith en afstammeling van Kaineus.[2] Bij deze vrouw noch bij een ander kreeg hij kinderen en hij ging dus op reis naar Delfi voor advies over nakomelingschap. Bij zijn verschijning sprak de Pythia hem meteen toe met de volgende woorden:

‘Eëtion, niemand vereert jou, hoeveel respect jij ook verdient.
Labda wordt zwanger, maar zal een ronde steen baren; deze zal vallen
op koninklijke mannen en Korinthe straffen.’

orakelspreuk van de Pythia
De orakelspreuk van de Pythia in boek 5, hfdst. 92β (1).

Dit aan Eëtion gegeven orakel kwam op een of andere manier de Bakchiaden ter ore, die eerder een orakel te horen hadden gekregen dat onbegrepen bleef. Het kwam op hetzelfde neer als dat van Eëtion en luidde als volgt:

‘Een adelaar wordt op de rotsen[3] zwanger en zal een leeuw baren,
sterk en vraatzuchtig; hij zal velen knikkende knieën bezorgen.
Denk hier nu goed aan, Korinthiërs, die bij de mooie
Peirene[4] wonen en in het hooggelegen Korinthe.’[5]

orakelspreuk van de Pythia
De orakelspreuk van de Pythia in boek 5, hfdst. 92β (2).

Orakels begrepen

[92γ] “Die orakelspreuk die de Bakchiaden eerder kregen was niet te duiden, maar toen zij die van Eëtion hoorden, begrepen zij meteen ook de oudere spreuk, omdat deze in lijn was met die van Eëtion. Hoewel zij nu ook die begrepen, hielden zij het voor zich, omdat zij het kind dat Eëtion binnenkort zou krijgen, wilden ombrengen. Zodra zijn vrouw het ter wereld had gebracht, stuurden zij tien van hun mensen naar het district waar Eëtion woonde om de baby te doden.  

Wie doodt de baby?

Toen zij in Petra aankwamen, verschenen zij op de binnenplaats van Eëtions woning en vroegen naar de baby. Labda wist helemaal niet waarvoor zij waren gekomen en omdat zij dacht dat zij uit vriendelijkheid jegens de vader erom vroegen, haalde zij de baby en legde die in de armen van een van hen. Zij nu hadden onderweg besloten dat wie hem als eerste in handen zou krijgen, hem tegen de grond zou slaan.

Maar toen Labda hem bracht en overhandigde, lachte de baby door een goddelijk toeval de man toe die hem in z’n armen had genomen. Deze merkte dat op en medelijden weerhield hem ervan hem te doden. Door spijt overmand gaf hij de baby door aan een ander en deze aan een derde en zo werd hij doorgegeven aan alle tien: niemand wilde het kind afmaken.

Ze gaven de baby dus terug aan de moeder en vertrokken. Buiten de deur greep de een de ander vast en gaven ze elkaar de schuld (vooral de eerste die de baby in de armen had genomen, omdat hij niet had gedaan wat ze hadden afgesproken), net zolang totdat ze na verloop van tijd besloten weer naar binnen te gaan om sámen aan de moordpartij deel te nemen.

In de kist

[92δ] “Het was echter onvermijdelijk dat uit een nakomeling van Eëtion ellende voor Korinthe zou voortspruiten.[6] Labda had namelijk, vlak achter de deur staande, de gehele woordenwisseling meegekregen. Bang geworden dat zij op andere gedachten werden gebracht en de baby voor een tweede keer zouden oppakken en doden, haalde zij de baby en verstopte hem op een plek waarop niemand volgens haar zou komen: een kist! Zij wist immers dat als zij terugkwamen en op zoek gingen, zij alles ondersteboven zouden keren. En dat gebeurde ook.

Toen na hun komst onvindbaar was wat zij zochten, besloten zij te vertrekken en tegen degenen die hen hadden gezonden te zeggen dat zij dachten alles gedaan te hebben wat hen was opgedragen. Dat was dus ook wat zij bij hun terugkeer zeiden.

Kypselos neemt Korinthe in

[92ε] “In de tijd daarna groeide Eëtions kind op en omdat het aan de aanslag ontsnapt was, kreeg het naar de kist de naam Kypselos.[7] Toen Kypselos volwassen geworden was en het orakel om raad vroeg, kreeg hij in Delfi een tweeledig advies, waarna hij in vol vertrouwen hierop Korinthe aanviel en veroverde. De orakelspreuk luidde als volgt:

‘Gelukkig de man die mijn huis betreedt,
Kypselos, zoon van Eëtion, koning van het vermaarde Korinthe,
Hijzelf én zijn kinderen, maar niet langer de kinderen van zijn kinderen.’

orakelspreuk van de Pythia
De orakelspreuk van de Pythia in boek 5, hfdst. 92δ.

Zo luidde het orakel en Kypselos, eenmaal koning geworden, gedroeg zich ernaar: vele Korinthiërs werden door hem verbannen, velen beroofde hij van hun geld, verreweg de meesten van hun leven. [8]

Wijze raad van Thrasyboulos

[92ζ] “Hij was dertig jaar lang aan de macht en had een gelukkig leven, waarna zijn zoon Periandros hem als tiran opvolgde. Nu was Periandros aanvankelijk milder dan zijn vader, maar toen hij diplomatieke betrekkingen sloot met Thrasyboulos, tiran van Milete, werd hij nog veel bloeddorstiger dan Kypselos. Hij had namelijk een gezant naar Thrasyboulos gestuurd en bij hem geïnformeerd, hoe hij, nu hij zijn positie had verstevigd, z’n stad het beste kon besturen. Thrasyboulos nam de man die in naam van Periandros was gekomen, mee buiten de stad, liep een veld vol korenhalmen op en inspecteerde intussen het gewas, terwijl hij de gezant vragen stelde en hem steeds weer liet vertellen over zijn reis vanuit Korinthe. En telkens wanneer hij een korenaar zag uitsteken, topte hij die en wierp de uitloper weg, totdat hij zo het mooiste en hoogste gewas had vernietigd. Na het terrein te hebben afgelopen, stuurde hij de gezant naar huis, zonder enige reactie van zijn kant.

“Toen de gezant in Korinthe was teruggekeerd, was Periandros heel benieuwd naar de reactie. Deze echter zei dat Thrasyboulos helemaal niet had gereageerd en dat hij zich afvroeg naar wat voor een man hij door hem was gestuurd, want hij vertelde wat hij Thrasyboulos, een dwaas die zijn eigen spullen vernietigde, had zien doen.

Dodenorakel

[92η] “Periandros doorzag echter de betekenis van zijn daad en omdat hij begreep dat Thrasyboulos hem voorstelde om de boven het maaiveld uitstekende burgers te doden, toonde hij vanaf dat moment ongeremde terreur jegens zijn onderdanen.

“Waar Kypselos niet aan toe kwam, toen hij aan het moorden en verbannen was, heeft Periandros afgemaakt en alle Korinthische vrouwen moesten van hem op één dag hun kleren afgeven voor zijn eigen vrouw Melissa.[9] Hij had namelijk gezanten gestuurd naar de Thesprotoi aan de Acheron om het dodenorakel te raadplegen over geld dat ergens door een hem onbekend persoon was weggelegd. Melissa verscheen aan hem[10] en weigerde hem aan te wijzen of te vertellen waar het geld lag: zij droeg geen kleren en had het koud, want aan de kleren waarmee hij haar had begraven, had zij niets, omdat ze niet waren verbrand.[11] Dat zij de waarheid sprak, werd hem duidelijk uit de toevoeging: ‘Jij doet je brood in de oven, als die koud is.’[12]

Kleren voor Melissa

“Dit was voor hem een niet mis te verstane hint, want hij had na de dood van Melissa nog sex met haar gehad. Toen de gezanten met dit antwoord bij Periandros terugkwamen, deed hij meteen na het bericht een oproep aan alle Korinthische vrouwen om bij het Heraion[13] te verschijnen. Zij dachten naar een feest te gaan en hulden zich in hun mooiste gewaden. Periandros had echter ongemerkt zijn lijfwacht opgesteld en liet alle vrouwen zich van hun kleren ontdoen, zonder onderscheid te maken tussen vrije vrouwen en dienaressen. Hij bracht de kleren bijeen in een kuil en verbrandde ze, terwijl hij zich in een gebed tot Melissa richtte.  

“Na deze daad stuurde hij voor de tweede keer een gezantschap, waarop de schim van Melissa de plek aanwees waar zij het geld van de onbekende had weggelegd. Zo dan, Lakedaimoniërs, ziet de door jullie beoogde tirannie eruit, met de daarbijbehorende daden.

Geen steun voor Hippias

“Direct was de verbazing bij ons, Korinthiërs, groot, toen wij constateerden dat jullie Hippias hebben uitgenodigd. Nu is onze verbazing nog groter over jullie bedoelingen en met een oproep tot de Griekse goden doen wij op jullie een beroep geen tirannieën in de steden te vestigen. Als jullie doorzetten en zullen proberen op onrechtmatige wijze Hippias weer aan de macht te brengen, weet dan dat in ieder geval de Korinthiërs hiermee niet instemmen.”

[93] Dat waren de woorden van Sokleës als afgevaardigde van Korinthe. Maar Hippias riep dezelfde goden aan als hij en antwoordde hem dat de Korinthiërs beslist zouden terugverlangen naar de Peisistratiden en niets anders, wanneer voor hen de voorbeschikte dag aanbrak waarop zij door de Atheners worden lastig gevallen. Dat was het antwoord van Hippias, een man die orakelspreuken het beste kon duiden. Al die tijd hielden de andere bondgenoten zich gedeisd, maar toen zij Sokleës geen blad voor de mond hadden horen nemen, kwam een ieder van hen voor zijn mening uit en koos voor het Korinthische standpunt. Zij deden op de Lakedaimoniërs een beroep om geen politieke omwentelingen in een Griekse stad na te streven. 


[1] Voor een analyse van Sokleës’ rede (over Athene’s imperialistische trekjes reeds vóór de Perzische oorlogen) leze men Richard Fernando Buxton, Instructive Irony in Herodotus, in: Greek, Roman and Byzantine Studies 52 (2012), pp. 559-586 (downloadable pdf).

[2] De Lapithen waren een mythisch volk dat onder aanvoering van hun leider Kaineus tegen de Kentauroi (paard-mensen) vocht; hoewel Eëtion niet tot de adel van de i Bai behoorde, kon hij bogen op een roemvolle afstamming. 

[3] In de oorspronkelijk tekst een woordspeling met de namen van Eëtion (adelaar is immers aietos, Gr. αἰετός) en Petra (dat rots betekent, Gr. πέτρα). 

[4] Naam van twee bronnen (Gr. Πειρήνη, in zowel hoog- als laag-Korinthe) waarvan het water onophoudelijk stroomde.

[5] Een verwijzing naar de burcht van Korinthe: de Akrokorinthos (Gr. Ἀκροκόρινθος).

[6] Met opzet is een metafoor van opkomend (giftig) kruid gebruikt voor toekomstig rampspoed (vgl. boek 3, hfdst. 62 opm.4, en boek 7, hfdst. 156, opm. 14).

[7] Het Griekse woord voor “kist” luidt kypsele (κυψέλη).

[8] Vooral de Bakchiaden zullen het slachtoffer zijn geweest.

[9] Periandros had zijn eigen vrouw vermoord (zie boek 3, hfdst. 50); misschien is deze actie bedoeld geweest om op haar graf juwelen te offeren.

[10] Het ritueel bij een nekyomantie hield in dat de persoon die om raad vroeg in de tempel (of in de buurt ervan) sliep om antwoord te krijgen van een familielid dat in een droom verscheen; in dit geval zouden de boden (of een van hen) de plaats van Periandros hebben ingenomen.

[11] Het meegeven van attributen voor een dode had alleen zin, als ook die in het crematievuur volledig waren vergaan.

[12] Deze woorden bewijzen dat het echt de schim van Melissa was, die tot de gezanten sprak, want alleen zij kon weten van Periandros’ necrofiele handelingen.

[13] De tempel van de godin Hera (Gr. Ἥρα), godin van het huwelijk, boven op de burcht van Korinthe, de Akrokorinthos