Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Varen op de Nijl

[96] Hun vrachtschepen zijn van acaciahout[1] gemaakt. Dit lijkt qua vorm sprekend op de lotos uit Kyrene en de hars die eruit komt, is kommi.[2] Van die acacia hakken ze planken van meer dan 90 centimeter lengte[3] die ze in baksteenmotief[4] op elkaar stapelen, en bouwen daarmee hun schepen. Dat gaat ongeveer als volgt. Die planken van meer dan 90 centimeter zetten ze om en om vast tussen stevige, lange pinnen. Wanneer ze op die manier het schip hebben afgebouwd, leggen ze dekplanken strak daaroverheen. Van ribben maken ze helemaal geen gebruik. Het spreekt voor zich dat ze de voegen aan de binnenkant dichtstoppen, met papyrus.[5] Ze bouwen één roer dat dwars door de kiel wordt gestoken.[6] De mast die ze gebruiken is van acaciahout,[7] de zeilen van papyrus.

Op en neer over de rivier

Deze schepen zijn niet in staat stroomopwaarts te varen, tenzij er een stevige bries staat, en worden vanuit de oever voortgetrokken. Stroomafwaarts worden ze als volgt in beweging gezet. Ze hebben een raam, gemaakt van tamariskhout dat is dichtgevlochten met rietstengels, en een steen, waarin een gat is geboord en dat een gewicht heeft van meer dan vijftig kilogram.[8] De schipper laat het raam, vastgemaakt aan een touw, vóór het schip uit in het water drijven, de steen aan een ander touw achter het schip zakken. Het raam krijgt, wanneer het door de stroom wordt opgepakt, vaart en neemt de baris (dat is de naam die ze aan deze schepen geven) op sleeptouw. De steen wordt achter het schip aangetrokken en hangt diep in het water, waardoor hij het schip in een rechte koers houdt.[9] Van die schepen hebben ze er gigantisch veel en sommige daarvan vervoeren tientallen tonnen aan gewicht.[10]

Land onder water

[97] Wanneer de Nijl het land onder water zet, zie je alleen de steden erboven uitsteken, ongeveer net als de eilanden in de Egeïsche Zee. De rest van Egypte verandert in een watervlakte, de steden zijn de enige die erboven uitsteken. Wanneer dat gebeurt, varen ze niet meer over de rivierarmen, maar dwars over de vlakte. Heus,[11] als je van Naukratis naar Memfis in zuidelijke richting vaart, voert de tocht vlak langs de piramiden, maar dat is niet de gewone route, want die passeert de punt van de Delta en de stad Kerkasoros. Vaar je vanaf zee en Kanobos over de vlakte naar Naukratis, kun je de stad Anthylla en de stad van Archandros, zoals ze die noemen, bereiken.

Namen van steden

[98] Van deze steden is Anthylla belangrijk en uitverkoren om de echtgenote van de levenslang regerende farao van schoeisel te voorzien.[12] Dit gebeurt sinds Egypte onder Perzisch bestuur valt.[13] Die andere stad dankt volgens mij haar naam aan Archandros, de schoonzoon van Danaos en zoon van Fthios en kleinzoon van Achaios. De stad wordt immers ‘stad van Archandros’ genoemd. Het kan misschien om een andere Archandros gaan; het is in ieder geval géén Egyptische naam.[14]


[1] De in de brontekst genoemde akanthe (Gr. ἀκάνθη) is de mimosa nilotica, een soort acacia met doorns en kort, knoestig hout.

[2] Reeds eerder genoemd in hfdst. 86 (zie daar opm. 8).

[3] Om precies te zijn “twee el lang”, dipechea; een pechys (Gr. πῆχυς) is een lengtemaat van 46 cm.  

[4] D.w.z. om en om elkaar voor de helft overlappend.

[5] Het weke deel (de kern) van de papyrusstengel zal hiervoor zijn gebruikt.

[6] Dit wijkt af van een Grieks schip dat aan de achterkant twee (extra grote) roeiriemen aan elk van beide zijden had, die om en om in en uit het water werden gestoken om het schip bij te sturen; het ene Egyptische roer stak bij wijze van spreken als een staart uit in het water.

[7] Uit het hout van de acacia kunnen geen lange stammen worden gehakt; de masten zullen dan uit onderdelen zijn samengesteld (en daardoor zwak zijn).

[8] Om precies te zijn twee talenten; een talent, talanton (Gr. τάλαντον) is een gewicht van 26,2 kg. (Euboïsche standaard).

[9] De vaart over de Nijl is vergelijkbaar met die over de Eufrates (zie boek 1, hfdst. 194), waar ook gebruik wordt gemaakt van de krachtige stroming en de vrachten vele tonnen aan gewicht hebben.

[10] De brontekst maakt melding van “vele duizenden talenten” (vgl. opm. 242).

[11] De toevoeging van het subtiele partikel ge (Gr. γε) onderstreept een opmerking en maakt ook hier duidelijk dat de auteur de hoge waterstand heeft meegemaakt (vgl. opm. 229).

[12] Zulke vormen van afdracht zijn typisch Perzisch; bepaalde dorpen in het Perzische rijk voorzagen ook Parysatis, moeder van Kyros I, van gordels (Xenofon, Anab. 1.4.9; vgl. 2.4.27). 

[13] Dat wil zeggen sinds 525 vC.

[14] Een etymologisch-kritische noot van de schrijver, zoals hij dat ook in uitgebreidere zin doet, wanneer hij het over de naam van Battos heeft (zie boek 4, hfdst. 155).