Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Een vergeefse expeditie

[43] Aan het begin van de lente reisde Mardonios, zoon van Gobryas, met medeneming van een heel groot landleger en een grote vloot af naar de kust (de andere legeraanvoerders waren door de Perzische koning van hun taak ontheven). Hij was jong en onlangs in het huwelijk getreden met Artozostra, dochter van koning Dareios. Toen Mardonios met dat leger in Kilikia was aangekomen, ging hij aan boord van een schip en reisde verder met de rest van de vloot; het landleger begaf zich onder aanvoering van de andere legeraanvoerders naar de Hellespontos.

Met de vloot langs de kust van Thrakia

Wat ik nu vertel, zal zeer grote verbazing wekken bij de Grieken die niet kunnen geloven dat Otanes in de raad van zeven Perzen als mening verkondigde dat Perzië een democratisch bestuur verdiende:[1] toen Mardonios varend langs de kust van Klein-Azië Ionia bereikte, heeft hij alle tirannen in Ionia afgezet en de steden onder democratisch bestuur geplaatst!

Hierna ging hij snel verder naar de Hellespontos. Toen een groot aantal schepen bijeen was gebracht en ook een groot landleger was geformeerd, staken zij met schepen de Hellespontos over en trokken door Europa, op naar Eretria en Athene.

[44] Die steden waren voor hen slechts de aanleiding voor de expeditie. Zij hadden daarentegen als doel om zoveel mogelijk Griekse steden te onderwerpen. Met hun vloot onderwierpen zij de Thasiërs, die geen enkele weerstand boden; met het landleger voegden zij de Makedoniërs toe aan de slaven die zij al hadden,[2] want zij hadden reeds alle volkeren tot aan de Makedoniërs[3] onderworpen. Zij staken vanuit Thasos in een rechte lijn over en voeren vlak langs het vasteland tot aan Akanthos, dat zij als vertrekpunt kozen om Kaap Athos[4] te ronden.

kaart Athos
Route van de vloot van Mardonios vanuit de Hellespontos naar de berg Athos.

Stranding bij Athos

Bij hun poging eromheen te varen werden zij overvallen door een stevige noordenwind waarmee zij zich geen raad wisten: de legermacht kreeg het hard te verduren, want de wind deed vele schepen op Kaap Athos stranden. Het verhaal wil dat ongeveer 300 schepen en meer dan 20.000 manschappen verloren zijn gegaan. Omdat het rondom Athos wemelt van de zeemonsters, zijn sommigen omgekomen doordat zij door die beesten zijn gepakt of tegen de klippen sloegen; anderen kwamen om omdat zij niet konden zwemmen of onderkoeld raakten.

[45] Zo verging het de vloot. Mardonios en zijn landleger werden, toen zij hun kamp opsloegen in Makedonia, ’s nachts aangevallen door de Thrakische Brygoi.[5] Velen van hen vonden door de Brygoi de dood en Mardonios zelf raakte gewond. Toch ontkwamen ook zijzelf er niet aan dat de Perzen hen tot slaaf maakten: Mardonios vertrok uit dat gebied, pas nádat hij hen had onderworpen. Desondanks keerde hij om en trok z’n leger terug, omdat hij flinke tegenslag had beleefd met het landleger door de Brygoi, met de vloot door Athos. Deze legermacht keerde dus na een mislukte militaire actie terug naar Klein-Azië.

De goudmijnen van de Thasiërs

[46] In het daaropvolgende jaar zond Dareios meteen een gezant naar de Thasiërs, die door hun buurvolkeren ervan werden beticht dat zij een opstand aan het beramen waren, en drong er bij hen op aan hun stadsmuren te slechten en hun schepen naar Abdera over te brengen. Omdat de Thasiërs door Histiaios van Milete belegerd waren en zij over grote inkomsten beschikten, hebben zij hun geld besteed aan het bouwen van een oorlogsvloot en het aanleggen van een stevigere stadsmuur. Hun inkomsten kwamen van het vasteland en uit de mijnen.[6] De goudmijnen van Skapte Hyle brachten gemiddeld 80 talenten[7] op en die op Thasos zelf minder, maar in totaal zó veel dat de Thasiërs, die vrijgesteld waren van belasting over hun gewassen, aan het vasteland en de mijnen jaarlijks 200 talenten verdienden (het absolute record lag op 300 talenten).

[47] Ik heb met eigen ogen die mijnen gezien en verreweg de meest indrukwekkende daarvan waren de mijnen, ontdekt door de Foeniciërs die samen met Thasos zich op dat eiland hadden gevestigd, dat nu zo wordt genoemd naar die Foeniciër Thasos. De locatie van die Foenicische mijnen op Thasos vind je tussen het zogeheten Ainyra en Koinyra, tegenover Samothrake: het is een hoge berg die door het delven overhoop is gehaald.

Maar dat terzijde. De Thasiërs hebben op aandringen van de Perzische koning hun stadsmuur geslecht en al hun schepen naar Abdera overgebracht.


[1] Zie boek 3, hfdst. 80 (e.v.), waar zeven voornaamste Perzen na het neerdrukken van de opstand van de Magiërs de toekomst van Perzië bespreken en Otanes een ‘democratisch’ standpunt inneemt.

[2] In boek 5, hfdst. 17 e.v., wist Alexandros, zoon van koning Amyntas, de Perzen nog op listige wijze van hun expansieve plannen af te houden. 

[3] D.w.z. ten noorden en oosten van hen: de Skythai, de Grieken in Ionia en de Klein-Aziatische volkeren.

[4] In wezen is dit de naam van de berg op het uiterste puntje van het meest noordelijke schiereiland van Chalkidike, een plek waar de zee onstuimig kon zijn.

[5] Als Brygoi (Gr. Βρύγοι) een verbastering is van Fryges, Frygiërs, dient de toevoeging Thrakisch om ze te onderscheiden van de Klein-Aziatische stam. 

[6] Diverse havens aan de kust van Thrakia waren door de Thasiërs aangelegd vanwege de mijnopbrengsten.

[7] Een talent, talanton (Gr. τάλαντον) is een baar zilver met een gewicht van 24 kilogram (zie ook boek 5, hfdst. 17, voetnoot 3); de term wordt als munteenheid gebruikt.