[50] Ja, de namen van bijna alle goden in Griekenland zijn afkomstig uit Egypte. Nadere informatie leert mij dat vaststaat dat ze vanuit het buitenland zijn gekomen. Ik denk dan ook beslist dat ze vanuit Egypte ons bereikt hebben. Afgezien van de namen van Poseidon en de Dioskouroi (dit is reeds eerder door mij opgemerkt)[1] en die van Hera, Hestia, Themis, de Charites en de Nereïden zijn de Egyptenaren in hun land vanaf het begin in het bezit van de namen van de andere goden.
Ik zeg wat de Egyptenaren zelf vertellen. De goden van wie zij naar eigen zeggen de namen niet kennen, hebben volgens hen namen gekregen van de Pelasgen, met uitzondering van Poseidon. De informatie over deze god is afkomstig van de Libiërs.[2] Niemand heeft vanaf het begin de naam Poseidon in z’n bezit en vereert die god zonder onderbreking. Dat doen alleen de Libiërs.[3] Verder geloven Egyptenaren helemaal niet in halfgoden.
Pelasgische invloeden
[51] Deze en daarnaast nog andere zaken die ik zal opnoemen, hebben de Grieken van de Egyptenaren in gebruik genomen. Het maken van standbeelden van Hermes met erectie[4] hebben ze niet van de Egyptenaren geleerd. De Atheners waren de allereerste Grieken die dit van de Pelasgen hebben overgenomen en weer anderen van hen. De Pelasgen zijn in het gebied van de Atheners komen wonen, toen deze al heel lang tot de Grieken werden gerekend, en sindsdien begonnen anderen ook hen als Grieken te beschouwen. Wie is ingewijd in de mysteriën van de Kabeiren die de Samothrakiërs houden in navolging van de Pelasgen, weet wat ik bedoel. Samothrake werd vroeger bewoond door díe Pelasgen die bij de Atheners waren komen wonen, en van hen namen de Samothrakiërs de mysteriën over.[5]
De Atheners waren de eerste Grieken die de standbeelden van Hermes met erectie maakten, iets wat ze van de Pelasgen hebben geleerd. De Pelasgen vertelden in een heilig verhaal dingen over hem die tijdens de mysteriën op Samothrake openbaar worden gemaakt.[6]
[52] De Pelasgen offerden vroeger van alles, terwijl zij zich in een gebed tot ‘goden’ richtten, zoals ik mij in Dodona heb laten informeren, maar voor geen van de goden gebruikten zij een naam of bijnaam. Daarvan hadden ze nog niet gehoord. Ze spraken hen aan met ‘goden’, omdat ze zo ongeveer dachten dat deze door ordening te scheppen alles verdeeld en in handen hadden.[7] Na verloop van lange tijd namen zij kennis van de uit Egypte overgewaaide namen van de andere goden, alleen die van Dionysos vernamen zij veel later.[8]
Goden krijgen namen
Even later raadpleegden zij het orakel in Dodona over de namen (dat orakel wordt gezien als het oudste in Griekenland en was in die tijd het enige orakel). Toen zij dus in Dodona het orakel om raad vroegen, of ze de namen die uit het buitenland kwamen moesten overnemen, adviseerde het orakel die te gebruiken. Het is duidelijk dat ze vanaf die tijd offerden, terwijl ze de goden bij hun namen noemden. Later hebben de Grieken die van de Pelasgen overgenomen.
[53] Wat de oorsprong is van eenieder van de goden, of ze allen van het begin af aan bestonden en hoe ze er uitzien, dat hebben ze bij wijze van spreken tot één of twee dagen geleden nog niet geweten. Hesiodos en Homeros zijn volgens mij vierhonderd jaar ouder dan ik, niet meer. Zij zijn het die een stamboom van de goden voor de Grieken in het leven hebben geroepen: ze gaven de goden namen, verdeelden onder hen taken en bekwaamheden en kenden aan hen een uiterlijke vorm toe. De dichters[9] van wie wordt beweerd dat ze er eerder waren dan deze mannen, kwamen naar mijn mening later. Dat eerste beweren de priesteressen van Donona, die tweede bewering met betrekking tot Hesiodos en Homeros is voor mijn rekening.
[1] Zie hfdst. 43.
[2] Voor de herkomst van Poseidon uit Libya zie boek 4, hfdstt. 180 & 188.
[3] Poseidons oorsprong uit Libya wordt door de schrijver in boek 4 (zie hfdst. 188) vermeld.
[4] Beelden van de ‘ithyfallische’ Hermes, zgn. Hermai (Gr. Ἕρμαι), waren een veel voorkomend verschijnsel in het straatbeeld van Athene.
[5] Naar het bestaan van deze mysteriegodsdienst wordt ook verwezen door de komediedichter Aristofanes (De Vrede r. 277 e.v.).
[6] Zoals gebruikelijk krijgen alleen de ingewijden in de mysteriën de ‘heilige handelingen’ te horen; het was niet de bedoeling daar in andere kringen over te spreken.
[7] De schrijver geeft hier een etymologische verklaring voor het woord ‘god’, theos (Gr. θεός), dat door hem in verband wordt gebracht met het werkwoord ‘scheppen’, tithenai (Gr. τίθεναι); eerder heeft de schrijver betoogd dat de Pelasgen geen Grieks spraken (zie boek 1, hfdst. 57), wat de etymologische verklaring ontkracht.
[8] De wijngod Dionysos had zijn roots in Thrakia en werd in een later stadium aan het Griekse pantheon toegevoegd.
[9] Bedoeld worden de mythologische dichters Linos, Orfeus en Mousaios.