Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Ourania

De negen boeken Historiën van Herodotos van Halikarnassos hebben ieder de naam gekregen van een van Apollo’s muzen. Het achtste boek draagt de naam van de muze van de astrologie (herkenbaar aan de wereldbol die zij in haar handen vasthoudt): Ourania (Gr. Οὐρανία). Dit boek telt 144 hoofdstukken.

Drie verhalen

De indeling in negen boeken stamt uit de Hellenistische tijd en is het werk van de geleerden die verbonden waren aan de bibliotheek in Alexandrië. Het is nooit de keuze van Herodotos geweest om zijn werk zo te presenteren. Nadere bestudering leert dat het eerder een collectie is van 28 verhalen, zgn. logoi (Gr. λόγοι).

Het drieëntwintigste verhaal beschrijft de zeeslag bij Artemision en de eerste successen van de Griekse vloot (1-39). De vermaarde zeeslag bij Salamis, het eiland tegenover Athene, krijgt alle aandacht in het vierentwintigste verhaal (40-96). Het vijfentwintigste verhaal is gewijd aan de overwintering van de Perzische landmacht op Grieks grondgebied; de Perzische vloot heeft zich inmiddels teruggetrokken (97-144).

Inhoud

De gevechtshandelingen in dit boek voltrekken zich hoofdzakelijk op het water. Een enorme Perzische vloot heeft zich bij Afetai op de zuidkust van Magnesia verzameld. De eerste confrontatie vindt plaats bij Kaap Artemision (noorden van Euboia). Het wordt de Grieken snel duidelijk dat de Perzische overmacht hen te veel is. Zij besluiten zich terug te trekken.

Het landleger van Xerxes heeft vrij spel. Attika en Athene worden volkomen verwoest en leeggeplunderd. De Atheners hebben op tijd hun vrouwen en kinderen geëvacueerd. Themistokles’ plan van “een muur van hout” treedt in werking. De Lakedaimoniërs hebben de Isthmos hermetisch afgesloten.

De grote zeeslag zal bij Salamis worden uitgevochten. De precieze datum waarop is gevochten, weten we niet. Het is in ieder geval eind augustus of begin september van het jaar 480 vóór Christus (het archontaat van Kalliades wordt vermeld)[1] en de eerste manoeuvres beginnen in de vroege ochtend. De schepen van de Atheners komen tegenover de Foenicische te liggen. Aan het eind van de dag zijn het de Perzen die ondanks hun gigantische vloot hun wonden likken. Het restant van hun vloot wordt verdreven; verder dan Andros achtervolgen de Grieken het niet.

Weer laat Herodotos zien gevoel voor detail te hebben. Xerxes wil zijn manschappen getuige laten zijn van het Perzische succes bij Thermopylai, maar de vele slachtoffers aan eigen kant laat hij wegmoffelen (hfdstt. 24-25). Aan overschatting geen gebrek, want als hij hoort dat de Grieken ondanks de oorlog de Olympische Spelen houden en de hoofdprijs waarom zij strijden een olijfkrans is, denkt hij met een nietige tegenstander van doen te hebben (hfdst. 26).

De wonderen zijn de wereld niet uit, ook niet in het achtste boek van de Historiën. Wanneer het Perzische leger Delfi nadert, hebben wapens zich spontaan uit de Athenatempel naar buiten verplaatst. Bovenmenselijk geschreeuw komt uit het tempelgebouw. Perzen worden plotseling door de bliksem getroffen en raken bedolven onder van de Parnassos afgebroken bergspitsen. Bij Eleusis ontstaat uit het niets een stofwolk en is gejuich hoorbaar.

In Sousa volgt op blijdschap (“Athene is in Perzische handen”) bijna onmiddellijk diepe teleurstelling (“de Perzische vloot is ten onder gegaan”). De schrijver merkt schamper op dat de bevolking zich eerder zorgen zou hebben gemaakt om het welbevinden van Xerxes dan om het verlies van de vloot (hfdst. 99).

Overigens portretteert de schrijver Themistokles niet altijd als iemand die even correcte bedoelingen had. Hij haalt Eurybiades met een som geld ertoe over de bewoners van Euboia te helpen en doet voorkomen dat hij dat uit eigen middelen doet, terwijl hij een veelvoud van dat bedrag van de eilandbewoners heeft ontvangen (hfdstt. 4-5). Adviezen van een ander verwoordt hij als zouden die van hemzelf zijn (hfdst. 58). Hij misleidt de Atheners (hfdst. 109) en gunt Xerxes een onbedreigde aftocht van zijn vloot (hfdst. 110). Eilandbewoners worden door hem afgeperst zonder medeweten van de andere legeraanvoerders (hfdstt. 111-112). Tenslotte zoekt hij voor zijn inzet erkenning buiten de eigen landsgrenzen (hfdstt. 123-124). Dit komt hem op forse kritiek te staan, die hij op hautaine wijze pareert (hfdst. 125).


[1] Dit is een zeldzaam moment in het werk van Herodotos waarop hij een min of meer nauwgezette datering geeft (zie boek 8, hfdst. 51); Kalliades was de archon eponymos (Gr. ἄρχων ἐπώνυμος, stadsbestuurder wiens naam verbonden werd met het Attische kalenderjaar) in het jaar 480-479 vóór Christus.