Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Flora en fauna in India en Arabië

[106] De uiterste gebieden van de bewoonde wereld hebben op een of andere wijze de beste ‘kaarten’ getrokken, precies zoals Griekenland verreweg de beste seizoenen heeft gekregen om ervan te genieten. Nu is India in oostelijk richting het uiterste werelddeel, zoals ik daarnet heb uitgelegd. De dieren daar, viervoeters en vogels, zijn veel groter dan in andere gebieden, op de paarden na, want die blijven achter op die van de Perzen, de zogenaamde paarden van Nisaia.[1] Verder heb je daar een overvloed aan goud dat deels wordt opgegraven, deels door rivieren wordt meegevoerd, maar verder ook weggeroofd, zoals ik heb uitgelegd. In het wild groeiende bomen dragen vruchten van wol[2] die wat betreft schoonheid en kwaliteit die van schapen overtreft. De Indiërs dragen zelfs kleding gemaakt van de wol van die bomen.

Wierook en andere kruiden

[107] Aan de andere kant is Arabië in zuidelijke richting het uiterste gebied van de bewoonde wereld. Dat is het enige gebied waar wierook, mirre, casia,[3] kaneel en harsgom voorkomen.[4] Dat alles wordt, op mirre na, door de Arabieren met gemak gewonnen. Ze komen aan wierook door de harsstruik te verbranden die de Foeniciërs naar Griekenland exporteren. Door verbranding halen ze er wierook uit. Die wierook bevattende struiken worden bewaakt door gevleugelde slangen, een groot legioen om iedere struik. Dat zijn de beesten die telkens Egypte binnenvallen.[5] Er is geen andere manier om ze van de struiken weg te jagen dan met de rook van de harsstruik.

Voortplanting onder dieren

[108] Arabieren beweren ook nog het volgende. Heel de aarde zou vergeven zijn van die slangen, als niet zoiets ermee werd gedaan wat ik van de adders al wist.[6] Goddelijke voorzienigheid zorgde, zoals je mag verwachten, in haar wijsheid er op de een of andere manier voor dat alle in wezen slappe en eetbare dieren zich goed kunnen voortplanten, want zo wordt voorkomen dat ze uitsterven, als ze worden opgegeten, en dat alle dieren die brutaal en gevaarlijk zijn zich mondjesmaat voortplanten.

De haas nu plant zich flink voort, omdat er door elk dier, elke vogel, ieder mens op hem jacht wordt gemaakt. Als enige van alle dieren laat de haas zich tijdens de zwangerschap nog eens bevruchten. Het ene jong is in de buik behaard, het andere kaal; het ene jong krijgt in de baarmoeder nog maar net vorm, of het andere wordt er verwekt.[7]

Zo is het met de haas gesteld. Een leeuwin echter, het sterkste en dapperste dier, brengt één keer in haar leven één jong ter wereld,[8] want bij de bevalling werpt zij samen met haar jong haar baarmoeder uit. De oorzaak daarvan is deze. Wanneer de welp in de baarmoeder aldoor begint te bewegen, maakt hij, een dier met de allerscherpste nagels, daarin scheurtjes en krabt die uiteindelijk, wanneer hij groter wordt, nog veel meer kapot. Dan staat de bevalling voor de deur en van de baarmoeder is helemaal niets meer heel.

Bijzondere bevalling

[109] Hetzelfde geldt voor de adders en vliegende slangen in Arabië. Als zij er in zulke aantallen waren als zij zich voortplantten, viel er voor de mens niet te leven. Nu zij echter al parend op elkaar springen en het mannetje zich voortplant, grijpt het vrouwtje, wanneer hij zijn zaad loost, hem bij de nek en bijt zich vast zonder los te laten, totdat zij hem heeft opgeslokt.

Het mannetje sterft zoals hierboven beschreven. Het vrouwtje wordt op de volgende wijze gestraft voor wat ze het mannetje heeft aangedaan. Terwijl de jongen nog in de buik verkeren, wreken zij hun vader en vreten zich een weg door hun moeder. Door zich etend een weg door haar ingewanden te banen zorgen zij zo voor hun bevalling.

Andere slangen zijn voor de mensen onschadelijk. Zij leggen eieren en krijgen door die uit te broeden een heleboel jongen. Je vindt adders overal op aarde, maar de vliegende slangen massaal in Arabië en nergens anders. Daarom lijkt het alsof er vele van zijn.


[1] Deze grote paardensoort wordt beschreven in boek 7, hfdst. 40 (zie opm. 1).

[2] Dit is onmiskenbaar een beschrijving van een katoenplant.

[3] Een kaneelsoort.

[4] Het is eerder zo dat de Grieken deze stoffen van de Arabieren betrokken en niet beter wisten of ze werden alleen daar geproduceerd.

[5] Deze woorden doen denken aan een plaag.

[6] In Egypte vallen de vliegende slangen ten prooi aan de ibissen (zie boek 2, hfdst. 75).

[7] Dit is geen fictie van de schrijver; tijdens haar dracht kan een haas toch vruchtbaar zijn (zgn. ‘reproductieve strategie’ of ‘superfoetatie’ voor een groter nakomelingschap) en kunnen foetussen verschillende ouderdomsstadia hebben.

[8] Een onzinnige mededeling, want met zo’n geboortecijfer zou de leeuwensoort vanzelf uitsterven; het is wel een feit dat leeuwinnen na het werpen pas na een periode van ongeveer 2 jaar weer drachtig kunnen zijn.