Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Kroisos trekt zich terug, Sardes belegerd

[76] Na de oversteek bereikte Kroisos in Kappadokia de stad die Pteria heet. Pteria is in dat gebied de sterkste vestingplaats en ligt zo ongeveer ter hoogte van Sinope,[1] stad aan de Euxeinos Pontos.[2] Daar sloeg hij zijn kamp op, want hij wilde er de landbouwgebieden plunderen. Hij nam de stad van de Pteriërs in en maakte de inwoners tot slaven. Hij veroverde ook alle steden in de directe omgeving en verdreef de Syriërs, hoewel zij nergens schuld aan hadden. Kyros bracht zijn eigen leger op de been, rekruteerde al z’n soldaten uit de bewoners van het ertussen liggende gebied en zocht Kroisos op. Voordat hij z’n leger liet oprukken, stuurde hij gezanten naar de Ioniërs en deed een poging hen in opstand te laten komen tegen Kroisos. De Ioniërs gingen daar niet op in en toen Kyros was verschenen en zijn kamp had opgeslagen tegenover dat van Kroisos, bestreden zij elkaar fel in het gebied van Pteria. Na een hevig gevecht en vele slachtoffers aan beide zijden trokken zij zich na het vallen van de avond terug. Geen van beide partijen had een overwinning geboekt. Dat was de wijze waarop de twee legers tot een gevecht kwamen.

Kroisos zoekt hulp

[77] Kroisos weet het falen van z’n leger aan de omvang ervan, want het leger waarmee hij het gevecht aanging, was veel kleiner dan dat van Kyros. Toen Kyros de volgende dag geen poging deed tot een aanval, trok Kroisos zich terug naar Sardes. Het was zijn bedoeling om op basis van een verbond Egyptenaren te hulp te roepen, ook Babyloniërs uit te nodigen en Lakedaimoniërs op te dragen op een afgesproken tijdstip te verschijnen.[3] Met Amasis, farao van Egypte, had hij immers een bondgenootschap gesloten, nog eerder dan met de Lakedaimoniërs, en ook met de Babyloniërs – in die tijd was Labynetos hun koning – was er door hem een bondgenootschap gesloten. Hij had bedacht om, na hen bijeengeroepen te hebben en na het mobiliseren van z’n eigen leger, de winter af te wachten en bij het aanbreken van de lente tegen de Perzen op te trekken.

Dat was hij van plan en hij stuurde na zijn terugkeer in Sardes herauten langs  zijn bondgenoten met de mededeling dat zij zich over vier maanden in Sardes moesten verzamelen. Hij ontsloeg het bestaande leger dat tegen de Perzen had gestreden en uit huurlingen bestond, en liet het uiteenvallen, want hij verwachtte helemaal niet dat Kyros ooit na zo’n gelijkopgaande strijd naar Sardes zou optrekken.[4]

Wondertekens

[78] Terwijl Kroisos met die plannen rondliep, vulde het gebied buiten de stad zich volledig met slangen. Als die zich lieten zien, hielden de paarden op de weiden op met grazen en liepen op en af om ze te verslinden. Kroisos zag dat gebeuren en concludeerde dat het om een wonderteken ging… en dat was het ook. Meteen stuurde hij gezanten naar de Exegetai in Telmessos.[5] Zij kwamen er en kregen uitleg van de Telmessiërs over de betekenis van het wonderteken, maar het lukte hen niet Kroisos hiervan op de hoogte te brengen. Nog voordat zij terugvoeren naar Sardes,[6] werd Kroisos gevangen genomen.

De Telmessiërs kwamen tot de volgende conclusie: Kroisos moest voorbereid zijn op de inval in zijn land door een buitenlands leger dat, als het was aangekomen, de ingezetenen zou onderwerpen. Daarbij legden ze uit dat een slang kind van de aarde was, een paard vijand en vreemdeling. Dat nu was het antwoord dat de Telmessiërs aan Kroisos gaven, die al gevangen was genomen, terwijl zij helemaal nog niet op de hoogte waren van wat er met Sardes en Kroisos zelf was gebeurd.

Kyros ruikt zijn kans

[79] Zodra Kroisos’ na het gevecht dat bij Pteria had plaatsgevonden, was vertrokken, begreep Kyros dat Kroisos na zijn vertrek van plan was z’n leger uiteen te laten vallen. Hij dacht na en vond dat het in zijn voordeel was om zo snel mogelijk naar Sardes te gaan, voordat het leger van de Lydiërs weer bijeengebracht werd. Toen hij eenmaal dat besluit had genomen, handelde hij ook met spoed. Met zijn invasie in Lydia kondigde hij zelf aan Kroisos zijn komst aan.

Deze werd op dat moment in grote verlegenheid gebracht, want de gebeurtenissen namen een andere en voor hem onverwachte wending. Niettemin leidde hij de Lydiërs op weg naar een gevecht. In die tijd was er in Klein-Azië geen volk dat zo dapper en strijdvaardig was als het Lydische.[7] Ze vochten te paard, hadden altijd lange lansen bij zich en waren zelf uitstekende ruiters.

Veldslag en belegering van Sardes

[80] De legers ontmoetten elkaar in de grote en kale vlakte tegenover het lagere stadsdeel van Sardes. Door die vlakte stromen rivieren, onder andere de Hyllos, en die zoeken zich een weg naar de grootste, de Hermos geheten. Deze stroomt vanuit de heilige berg van moedergodin Dindymènè[8] en mondt uit in zee bij de stad Fokaia.[9] Toen Kyros daar de gevechtsopstelling van de Lydiërs zag, werd hij bang voor hun ruiterij en deed op voorstel van Harpagos, een man uit Media, ongeveer het volgende. Hij liet alle kamelen, die bepakt met voedsel en bagage met zijn eigen leger waren meegekomen, bij elkaar brengen, de bepakking ervan afhalen en mannen daarop plaatsnemen die als ruiters waren uitgerust. Na ze zo te hebben opgetuigd gaf hij het bevel voor de rest van het leger uit te lopen in de richting van Kroisos’ ruiterij. De infanterie moest van hem achter de kamelen lopen, achter de infanterie stelde hij al z’n ruiters op.

Toen allen opgesteld stonden, drukte hij hen op het hart om geen Lydiër te sparen en een ieder die hen in de weg stond te doden, alleen Kroisos niet, ook niet wanneer hij bij zijn aanhouding zich zou verzetten. Dat waren zijn instructies en hij had z’n redenen om de kamelen tegenover de ruiterij op te stellen. Een paard is bang voor een kameel en verdraagt hem niet, wanneer het zijn gestalte ziet of zijn geur ruikt. Dit is precies waarom deze slimmigheid was bedacht: Kroisos mocht niets aan zijn ruiterij hebben, uitgerekend het onderdeel waarmee de Lydiër dacht uit te blinken. Toen zij daadwerkelijk het gevecht aangingen, wilden de paarden, zodra zij de kamelen begonnen te ruiken en in het zicht kregen, omkeren en was Kroisos’ hoop gevlogen.

De Lydiërs waren er daarna echt niet banger op, maar sprongen, toen ze begrepen wat er speelde, van hun paarden en gingen het gevecht met de Perzen te voet aan. Aan beide zijden vielen vele slachtoffers, maar uiteindelijk sloegen de Lydiërs op de vlucht, sloten zich op in de vesting en werden door de Perzen belegerd.

[81] Zo kwamen zij terecht in een belegering. Kroisos echter verwachtte die lang te kunnen uithouden en stuurde nog eens gezanten naar z’n bondgenoten.[10] De vorige gezanten werden erop uitgestuurd met de mededeling dat zij zich over vier maanden in Sardes moesten verzamelen, maar deze gezanten stuurde Kroisos met het verzoek om directe hulp, nu hij belegerd werd.


[1] D.w.z. ten zuiden ervan en op een afstand van ca. 120 km. hemelsbreed.

[2] Het betreft hier en elders een eufemisme voor de zee die wij kennen als de Zwarte Zee, want onverwachte stromingen en winden maakten die gevaarlijk en beslist niet ‘gastvrij’, euxeinos (Gr. εὔξεινος).

[3] Het bondgenootschap met de Lakedaimoniërs is beschreven in hfdst. 69.

[4] Een misrekening van Kroisos, want Kyros deed iets ongebruikelijks: hij ontbond bij het aanbreken van de winter (546 vóór Christus) zijn leger niet (zie volgend hfdst.).

[5] Dit waren de ‘uitleggers’ (Gr. ἐξηγῆται) van een aan Apollo gewijd orakel, vanuit Sardes gezien het dichtstbijzijnde in West-Klein-Azië.

[6] Blijkbaar was de route van Telmessos (huidig Fethiye) naar Sardes (huidig Salihli) over land ingewikkelder dan over zee; in ieder geval zal Sardes via de havenplaats Efesos zijn bereikt.

[7] Voor de grote metamorfose van het Lydische volk vgl. hfdst. 155.

[8] Genoemd naar de berg Dindymos, cultische plaats van moedergodin Kybele.

[9] Toch zeker 25 km. ten zuiden ervan om precies te zijn; Magnesia ligt dichterbij.

[10] Zij waren nog niet terug van hun missie (vgl. hfdst. 77), want zo snel verliepen de ontwikkelingen aan het front.