[59] De belangrijkste zaken hebben zij daarom in overvloed; voor het overige kennen zij de volgende gebruiken. Zij vereren alleen de volgende goden: op de eerste plaats Hestia, dan Zeus en Gè (van wie ze geloven dat zij de echtgenote is van Zeus), na hen Apollo, Afrodite Ourania, Herakles en Ares. In hen geloven álle Skythen, maar de koninklijke Skythen brengen ook aan Poseidon offers.
Hestia wordt in het Skythisch Tabiti genoemd, Zeus heet mijns inziens zeer correct Papaios, Gè Api, Apollo Oitosyros, Afrodite Ourania Argimpasa, Poseidon Thamimasadas. Zij kennen niet het gebruik om beelden, altaren en tempels op te richten; alleen voor Ares zijn zij gewend dat te doen.
[60] Bij alle offerdieren wordt zonder uitzondering door hen hetzelfde offerritueel toegepast en dat gaat als volgt. Het offerdier staat er alleen met de voorpoten vastgebonden; de offeraar heeft zich achter het dier opgesteld en door aan het uiteinde van het koord te trekken laat hij het door de knieën zakken en wanneer het offerdier omvalt, roept hij de naam van de god aan wie hij offert. Dan heeft hij een strop om de nek geworpen, draait een stokje dat hij ertussen steekt, rond en wurgt het dier. Er komt geen vuur, inleidend ritueel of plengoffer aan te pas.[1] Hij wurgt het dier, stroopt het af en gaat ertoe over het te koken.
[61] Vanwege het schrijnend tekort aan hout in Skythia hebben ze op het koken van vlees het volgende gevonden. Wanneer ze de offerdieren hebben afgestroopt, ontdoen ze de botten van het vlees. Dan gooien ze het in potten van eigen makelij, wanneer zij die bij de hand hebben, en die hebben eenzelfde vorm als de mengvaten van Lesbos, behalve dat zij veel groter zijn. Ze stoppen de vlees van de offerdieren daarin en koken het op een vuur dat ze van de botten stoken.
Wanneer ze geen pot bij de hand hebben, stoppen ze al het vlees in de magen van de offerdieren, doen er wat water bij en stoken daaronder van de botten een vuur. Die branden voortreffelijk en in de magen is voldoende ruimte voor het vlees dat van de botten is afgehaald. Eigenlijk kookt het rund zichzelf en dit geldt voor elk ander offerdier. Wanneer het vlees gaar is, brengt de offeraar een symbolisch offer van het vlees en de ingewanden door een portie voor zich uit te werpen. Naast veedieren offeren ze vooral paarden.
[62] Zo brengen zij offers aan de andere goden en dat met de genoemde dieren, maar bij Ares gaat het als volgt. In ieder gebied is per district door hen een heiligdom van Ares opgericht dat er zo uitziet: bundels twijgen zijn in een omtrek van 555 meter tot een bescheiden hoogte opgestapeld.[2] Daarbovenop is een vierhoekig grondvlak aangelegd; drie zijden daarvan staan rechtop, één zijde vormt de toegang. Elk jaar stapelen zij er 150 karrenvrachten aan twijgen op, want door de winterbuien zakt het steeds weer in. Op die hoop wordt door iedere stam een oude dolk van ijzer opgericht dat als beeld van Ares dient. Jaarlijks brengen ze aan die dolk runder- en paardenoffers, sterker nog: ze brengen hiermee meer offers dan aan de andere goden.
Van elke honderd vijanden die ze gevangen genomen hebben, slachtofferen zij er telkens één, niet zoals zij dat met veedieren doen, maar op een afwijkende manier. Na over hun hoofden wijn te hebben gesprenkeld snijden zij de kelen van de mannen door boven een vat, verplaatsen dit vervolgens boven op de twijgenhoop en overgieten de dolk met het bloed.
Dit dragen zij naar boven, aan de voet van het heiligdom doen zij echter het volgende: van de afgeslachte mannen hakken zij de rechter schouder met de arm eraan af en werpen die in de lucht en na het volbrengen van de overige rituelen gaan zij weg. De arm blijft liggen waar het terechtgekomen is, ver van het lichaam.
[63]
Dat nu zijn bij hen gebruikelijke offerrituelen. Varkens houden ze niet en ze willen
die in hun gebied helemaal niet fokken.
[1] Voor Griekse begrippen is het Skythische offer een simpele handeling, terwijl de Grieken bij een dierenoffer vuur op een altaar stookten, er haren van het offerdier als inleidend offer brachten en water, wijn, honing of olie plengden.
[2] Om precies te zijn: drie stadia; het grondvlak van zo’n Arestempel bedraagt dus bijna 2 hectare, als we uitgaan van een 185 m. voor een stadion (Gr. στάδιον, de gangbare afstandsmaat in Olympia): omtrek (= 3 x 185 = 555 m.) gedeeld door 4 = 138.75 m., zodat het oppervlak 138.75 x 138.75 m. is, d.w.z. 19.251 m2.