[16] Vanuit Memfis bereikte Kambyses de stad Saïs met de intentie te doen wat hij deed. Toen hij namelijk het paleis van Amasis had betreden, gaf hij meteen het bevel het lijk van Amasis uit zijn sarcofaag tevoorschijn te halen en liet, toen ze dat gedaan hadden, het geselen, de haren uittrekken, met een prikstok bewerken[1] en op alle andere manieren verminken. Dat bleek een zware opgaaf (omdat het lijk gemummificeerd was, was het taai en viel helemaal niet uiteen),[2] waarop Kambyses het in brand liet steken, wat een goddeloze opdracht was.
Grafschennis
Vuur is in de ogen van de Perzen een god. Welnu, lijkverbranding is bij beide volkeren helemaal geen gangbaar gebruik. Niet bij de Perzen om genoemde reden, die verklaren dat het niet passend is een lichaam van een mens aan een god te wijden. In de visie van de Egyptenaren is vuur echter een levend wild dier dat alles verslindt wat het te pakken krijgt en, eenmaal volgevreten, samen met wat erdoor wordt opgegeten sterft. Daarom is het bij hen helemaal niet gebruikelijk het lijk aan wilde dieren over te laten. Het is precies dáárom dat zij mummificeren, om te voorkomen dat het ergens ligt om door wormen te worden verteerd.
Zo komt het dat Kambyses dingen liet doen die door beide volkeren worden afgekeurd. Het was echter niet Amasis (dat zeggen de Egyptenaren althans) die die folteringen onderging, maar een andere Egyptenaar van dezelfde leeftijd als Amasis. De Perzen dachten door hem te verminken Amasis te verminken. Ze zeggen immers dat Amasis van een orakel had begrepen wat er met hem zou gebeuren, als hij gestorven was, en daarom wilde voorkomen wat hem te wachten stond. Hij liet die man, die nu gegeseld werd, na diens dood naast de toegangsdeur in zijn eigen grafkamer bijzetten, maar hij droeg z’n zoon op hemzelf in de verste hoek van de grafkamer te plaatsen.[3]
Ik geloof niet dat die bevelen van Amasis met betrekking tot de sarcofaag en de man ooit zijn gegeven, wél dat de Egyptenaren er een overdreven verhaal van maken.[4]
Tafel van Hēlios
[17] Hierna nam Kambyses zich drie militaire expedities voor: tegen de Karthagers, de Ammoniërs en de Ethiopiërs ‘met het lange leven’ die in Libya aan de zuidelijke zee wonen.[5] Zijn overwegingen brachten hem ertoe tegen de Karthagers zijn vloot in te zetten, tegen de Ammoniërs een deel van zijn landleger, tegen de Ethiopiërs eerst verspieders om te zien of de zogenaamde tafel van Hēlios[6] écht bestond bij die Ethiopiërs en om vervolgens andere verkenningen uit te voeren, maar wel net te doen alsof ze voor hun koning geschenken meebrachten.
[18] Naar verluidt ziet de tafel van Hēlios er ongeveer als volgt uit. Het is een weide buiten de stad vol vlees, bereid van alle viervoeters. Het vlees wordt daar ’s nachts met zorg neergelegd door burgers die op dat moment de stad besturen.[7] Overdag schuift wie maar wil aan en eet z’n buik vol. De bewoners van het land beweren dat het land vanzelf het eten produceert. Zo ziet de zogenaamde tafel van Hēlios er volgens zeggen uit.[8]
[1] De priktstok, kentron (Gr. κέντρον), was bedoeld om runderen die de ploeg voortrokken, in de hak te prikken om ze tot lopen te dwingen.
[2] Een aannemelijker oorzaak is dat het lijk zelf in repen stof was ingewikkeld, die het verminken bemoeilijkte.
[3] De locatie van Amasis’ grafkamer is beschreven in boek 2, hfdst. 169.
[4] Een vrijere weergave van wat de brontekst ‘wichtig tun’, semnoun (Gr. σεμνοῦν), noemt.
[5] Bij de laatstgenoemden (hun lange leven wordt verderop in hfdst. 23 verklaard) gaat het eerder om een mythisch volk in het voor de schrijver onbekende zuiden; zij worden ook in boek 4, hfdst. 197, genoemd en zijn te onderscheiden van de in het oosten wonende of ‘Aziatische’ Ethiopiërs (zie hfdst. 94 & boek 7, hfdst. 70).
[6] De naam zal eerder een verwijzing zijn naar een altaar, trapeza (Gr. τράπεζα), waarop voedsel aan de goden c.q. de Zonnegod (hēlios, Gr. ἥλιος, = zon) werd geofferd.
[7] Een voedselbank avant la lettre: de vermogende burgers, die anoniem wilden blijven (vandaar de nachtelijke afgifte), voorzagen de minderdraagkrachtigen van voedsel.
[8] De tafel van de Zon wordt ook door Pausanias genoemd, als hij over de Okeanos komt te spreken (Perihegesis 1.33.4) en als hij de tafel vergelijkt met een wonderbaarlijk bron in Elis die wijn uitspuwt (Perihegesis 6.26.2); in dat laatste geval laat hij, anders dan de schrijver, een ondertoon van kritiek horen (‘als je hierin de Grieken moet geloven’, εἰ πιστεύειν χρὴ ταῦτα Ἕλλησιν).