[150] Toen de oorlogsvloot naar Samos was gevaren, zijn de Babyloniërs in opstand gekomen, iets waarop zij zich zeer goed hadden voorbereid. Al die tijd dat de Magiër aan de macht was en de zeven tegen hem waren opgestaan en in de chaos die erop volgde, troffen zij maatregelen voor de belegering. Op de een of andere wijze deden ze dat zonder op te vallen.
Vrouwen gewurgd
Maar toen hun opstand aan het licht kwam, handelden zij als volgt. Met uitzondering van hun moeders nam iedereen één vrouw van zijn keuze uit het huishouden apart. Alle overige vrouwen werden door hen samengebracht en gewurgd. Eenieder koos één vrouw uit om eten te bereiden,[1] de anderen wurgden zij, opdat zij niet hun eten zouden opmaken.
Een stad zonder zorgen
[151] Toen Dareios hierover melding had gekregen, bracht hij heel zijn legermacht op de been en trok tegen ze op. Hij rukte op naar Babylon en belegerde een stad waarvan de inwoners zich geen enkele zorgen maakten over de belegering. De Babyloniërs klommen op de borstweringen van de stadsmuur en maakten met dansjes en kwetsende woorden Dareios en z’n leger belachelijk. Een hen zei nog dit: “Perzen, waarom blijven jullie daar zitten en trekken jullie je niet terug? Jullie zullen ons pas dán innemen, wanneer muildieren jongen krijgen.”[2]
Dat werd door een van de Babyloniërs gezegd, omdat hij niet verwachtte dat een muildier zou kunnen baren.
Babylon houdt stand
[152] Er waren al een jaar en zeven maanden voorbijgegaan en het geduld bij Dareios en zijn leger raakte op, omdat het de Babyloniërs niet op de knieën kon krijgen. Toch had Dareios van alles, van listen tot belegeringswerktuigen toe, tegen hen ingebracht. Hij kon ze helemaal niet onderwerpen en probeerde andere plannen uit, vooral die waarmee Kyros de stad had veroverd.[3] De Babyloniërs waren echter bijzonder waakzaam en van een inname kwam niets terecht.
Muildier baart een jong
[153] In de twintigste maand maakte Zopyros, zoon van dé Megabyxos die tot een van de zeven mannen behoorde die de Magiër van de troon hadden gestoten,[4] het volgende wonder mee. Een van muildieren die voor hem voedsel vervoerden, bracht een jong ter wereld. Toen hij hiervan bericht had gekregen en zelf uit ongeloof naar het jong was komen kijken, verbood hij de mensen die het gezien hadden ook maar iemand te vertellen wat er was gebeurd en sloeg aan het denken.
In het licht van de woorden van de Babyloniër, die in het begin had gezegd dat de stadsmuur pas dán geslecht zou worden, wanneer muildieren jongen zouden krijgen, dacht Zopyros dat Babylon nu rijp voor inname was. De man had door goddelijke ingeving gesproken en het muildier had voor hém, Zopyros, gebaard.
Opoffering van Zopyros
[154] Omdat hij dacht dat nu voor Babylon het laatste uur had geslagen en deze kon worden ingenomen, zocht hij Dareios op en polste hem of het voor hem een groot issue was Babylon in te nemen. Hij begreep dat deze het graag wilde en bedacht nog eens hoe hij zelf de veroveraar van de stad kon worden en de actie op zijn naam kon laten schrijven. Bij de Perzen verdien je namelijk om je weldaden buitengewoon veel respect.
Zopyros zag in dat op geen enkele andere wijze hij de stad kon innemen dan door zichzelf te verminken en naar de Babyloniërs over te lopen. Door zich vervolgens helemaal weg te cijferen heeft hij zichzelf een onherstelbare verminking toegebracht. Hij sneed zich zijn neus en oren af[5] en na zich tot zijn schande kaal te hebben geschoren en met zweepslagen hebben bewerkt ging hij naar Dareios.
[1] Normaal gesproken is dit het werk van een slavin.
[2] Dit laatste is vergelijkbaar met de Nederlandse uitdrukking “met Sint-Juttemis (als de kalveren op het ijs dansen)”.
[3] Kyros vield Babylon binnen na de Eufraat te hebben drooggelegd en door zijn soldaten over de bedding de stad in te sturen (zie boek 1, hfdst. 191).
[4] Megabyxos wordt voor het eerst genoemd in hfdst. 70.
[5] Eenzelfde verminking als van de paleisdienaren die door Intafrenes werden toegetakeld (zie hfdst. 118).