[102] De Skythen kwamen tot de conclusie dat zij niet in staat waren in een open gevecht zonder hulp het leger van Dareios van zich af te slaan en stuurden gezanten naar hun buurvolkeren. Ook hun koningen waren voor overleg bij elkaar gekomen,[1] omdat zij de dreiging van een groot leger zagen. Het waren de koningen van de Tauren, de Agathyrsen, de Neuren, de Androfagen, de Melanchlainen, de Gelonen, de Boudinen en de Sauromaten die bijeenkwamen.
De Tauren
[103] Van hen kennen de Tauren de volgende gebruiken. Schipbreukelingen en Grieken die zij op zee hebben opgepakt offeren zij op ongeveer de volgende wijze aan Parthenos:[2] wanneer het offerritueel is gestart slaan zij op het hoofd in. Volgens sommigen duwen ze het lichaam omlaag het ravijn in (het heiligdom staat op een steile rots) en steken het hoofd op een paal. Volgens anderen klopt dat van het hoofd, maar het lichaam wordt niet het ravijn ingeduwd, maar in de grond weggestopt. De Tauren zelf zeggen dat de godin aan wie zij het offer brengen Ifigeneia is, dochter van Agamemnon.[3]
Met vijanden die zij in handen hebben gekregen doen zij het volgende. Een ieder brengt een hoofd dat hij heeft afgehakt mee naar huis om het aan een grote paal vast te maken en een plek te geven heel hoog boven het huis, in ieder geval boven het rookgat. Volgens hen bewaken ze het huis door erboven te zweven. De Tauren leven van buit en van de oorlog.
Agathyrsen, Neuren & Androfagen
[104] De Agathyrsen zijn de meest gracieuze mannen en behangen met goud. Zij hebben seks met elkaars vrouwen[4] om bloedverwanten van elkaar te zijn en als één grote familie geen onderlinge jaloezie of vijandschap te kennen. In hun overige gebruiken staan zij heel dicht bij de Thrakiërs.
[105] De Neuren kennen Skythische gebruiken, maar één generatie vóór de legercampagne van Dareios overkwam het hen dat zij door slangen hun hele land ontruimden. Het land bracht vele slangen voort, het overgrote deel waarvan bij hen binnenviel vanuit de noordelijke woestijn, met als gevolg dat zij in de verdrukking kwamen, hun eigen gebied verlieten en bij de Boudinen gingen wonen.
Deze mensen blijken tovenaars te zijn. Door Skythen en Grieken die in het gebied van de Skythen leven, wordt gezegd dat elk jaar een ieder van de Neuren éénmaal in een wolf verandert om na enkele dagen weer zijn oude gedaante aan te nemen.[5] Hun mededelingen overtuigen mij niet, maar zij blijven het zeggen en zweren hierbij.
[106] De Androfagen hebben van alle mensen de meest barbaarse gewoonten: rechtspraak en wetten zijn hen volledig onbekend. Het zijn nomaden, dragen kledij die lijkt op die van de Skythen en spreken een aparte taal. Zij zijn de enigen die mensenvlees eten.[6]
[107] De Melanchlainen dragen allemaal zwarte kleren (hieraan danken zij ook hun naam)[7] en kennen Skythische gebruiken.
De Boudinen
[108] De Boudinen, een volk dat groot is en vele mensen telt, hebben bijna allemaal lichtblauwe ogen en rood haar. Er is door hen in hun land een stad van hout gebouwd, genaamd Gelonos. De muur heeft langs iedere zijde een lengte van 5½ kilometer,[8] is hoog en helemaal van hout; ook hun huizen en heiligdommen zijn van hout. Je hebt daar namelijk heiligdommen van Griekse goden die op Griekse wijze zijn ingericht met beelden, altaren en kapellen en om de twee jaar houden zij feesten ter ere van Dionysos en voeren zij zijn riten op. De Gelonen zijn in oorsprong Grieks, maar zijn uit hun handelssteden vertrokken en hebben zich in het land van de Boudinen gevestigd. De taal die zij spreken is deels Skythisch, deels Grieks.
[109] De Boudinen spreken niet dezelfde taal als de Gelonen. Ook hun leefwijze is anders. De Boudinen, afstammend uit het land zelf, zijn nomaden en de enigen van de mensen daar die pijnappels eten; de Gelonen zijn landbewerkers, leven van graan en houden tuintjes erop na en lijken in gestalte en huidskleur niet op de Boudinen. Toch staan de Boudinen bij de Grieken bekend als Gelonen en dat is niet terecht.
Hun land is bezaaid met allerlei
wouden. In het meest omvangrijke woud ligt een groot en uitgestrekt meer en een
moeras met daaromheen riet. Daar jagen ze op visotters en bevers en andere
dieren met vierkante koppen: de huiden worden als zoom aan hun bontmantels
vastgenaaid en de testikels vinden zij heilzaam voor de behandeling van
aandoeningen van de baarmoeder.
[1] Het koninklijk overleg wordt uitgebreider beschreven in hfdst. 119.
[2] Lett. “maagd”, door de Grieken in de noordelijke kolonies gelijkgesteld aan de godin van de jacht, Artemis.
[3] Dit is in overeenstemming met de Griekse mythe die vertelt dat Agamemnon, na de godin Artemis te hebben beledigd, ter verzoening zijn dochter offerde en dat deze door de godin werd gered en als tempeldienares naar de Krim, het land van de Tauren, werd overgebracht.
[4] Sexuele promiscuïteit wordt ook genoemd bij de Massageten (boek 1, hfdst. 216), de Nasamonen (hfdst. 172) en de Auseërs (hfdst. 180).
[5] Ook onder de Grieken, voornamelijk in Klein-Azië, heerste het bijgeloof in de zgn. weerwolf: van tijd tot tijd zouden mensen bij volle maan in een wolf veranderen en in hun omgeving vernielingen aanrichten en dood en verderf zaaien.
[6] Vandaar ook hun naam: Ἀνδροφάγοι, “kannibalen”.
[7] Het Griekse woord (Μελάγχλαινοι) betekent lett. “dragers van zwarte mantels”.
[8] Om precies te zijn: dertig stadia (een stadion, Gr. στάδιον, is een afstandsmaat van 185 meter), i.e. 5,55 km. (en stadsmuur van meer dan 2 km. lengte gold in die tijd als ongekend groot); wanneer we aannemen dat Herodotos het over een rechthoekig gebouwde stad heeft en een muur van vijf meter hoogte, is alleen al voor een oppervlakte van zeker 111.000 m2 aan hout gebruikt!