Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Sparta vroeger

[65] Kroisos vernam dus dat de Atheners in die tijd onder zulke omstandigheden leefden. De Lakedaimoniërs daarentegen hadden zich van grote ellende weten te bevrijden[1] en waren nu uit de oorlog tegen de inwoners van Tegea als de sterkere partij gekomen. Toen Leon en Hègèsikles koning waren in Sparta,[2] waren de Lakedaimoniërs succesvol in hun oorlogen tegen anderen, alleen tegen Tegea ging het mis.[3] In een nog vroeger stadium hadden ze van bijna alle Grieken voor eigen kwesties de slechtste wetgeving en onderhielden ze geen relaties met volkeren buiten hun gebied.

Wetgeving van Lykourgos

Met die wetgeving kwam op de volgende wijze verbetering. Lykourgos, een Spartaan van aanzien, bezocht het orakel in Delfi en bij het betreden van het hoofdvertrek werd hij meteen door de Pythia als volgt toegesproken:

“Je bent, Lykourgos, naar mijn rijke tempel gekomen
als vriend van Zeus en allen die het paleis op de Olympos bewonen.
Ik vraag me af of ik je tot god of tot mens moet verklaren.
Nee, liever god, denk ik, Lykourgos.”[4]

De woorden van de Pythia in boek 1, hfdst. 65.

Er zijn mensen die zeggen dat de Pythia hem ook nog instructies gaf voor de regeringsvorm die nu bij de Spartanen van kracht is, maar volgens de Lakedaimoniërs zelf heeft Lykourgos als voogd van Leobotes,[5] zijn neef en koning van de Spartanen, die vanuit Kreta ingevoerd. Zodra hij voogd was geworden, heeft hij alle wetten veranderd en erop toegezien dat ze niet werden overtreden.[6] Daarna was Lykourgos ook verantwoordelijk voor militaire instellingen als de enomotia, triakades en sussitia[7] en daarnaast de eforoi en de gerontes.[8]  

Tegea rivaal van Sparta

[66] Deze ommekeer bracht hen goed bestuur. Na de dood van Lykourgos hebben ze een tempel voor hem opgericht en aanbidden ze hem zeer. Zoals je mag verwachten bij goede grond en een flinke populatie, boekten zij vooruitgang en kwamen in een periode van voorspoed. Ze namen er geen genoegen mee een ingetogen koers te varen, want ze keken neer op de Arkadiërs en vonden dat ze sterker waren dan zij en vroegen in Delfi aan het orakel om advies over de bezetting van heel Arkadia. Dit was het antwoord dat ze van de Pythia kregen:

“U vraagt mij over Arkadia? Dat is nogal wat. Een antwoord zult u niet krijgen.  
In Arkadia heb je veel mannen die eikels eten
en u zullen tegenhouden. [9] Ik vind het wel best:
ik zal u Tegea geven om er stampvoetend te dansen
en een mooie vlakte om met een touw op te meten.”

De woorden van de Pythia in boek 1, hfdst. 66.

Toen de Lakedaimoniërs hadden gehoord wat hen als antwoord werd overgebracht, zagen zij af van de andere Arkadiërs, maar trokken tegen Tegea op, terwijl zij voetboeien bij zich hadden. Zij verlieten zich op een misleidende orakelspreuk, want ze gingen ervanuit dat de inwoners van Tegea hun slaven zouden worden.

Ze verloren echter het gevecht en allen van hen die krijgsgevangen werden gemaakt, bewerkten het land in de vlakte van Tegea, met de voetboeien om die ze bij zich hadden en binnen een met touw afgezet gebied. Die voetboeien waarin zij waren vastgeklonken, zijn tot in mijn tijd in Tegea nog bewaard gebleven en hangen om de tempel van Athena Alea.

Het lijk van Orestes

[67] In de eerste oorlog brachten ze het tegen Tegea er steeds slecht van af, maar in de tijd van Kroisos en tijdens het koningschap van Anaxandrides en Ariston[10] waren de Spartanen militair gesproken al sterker geworden. Dat gebeurde op de volgende wijze. Omdat zij in de oorlog altijd maar van Tegea verloren, stuurden zij gezanten naar Delfi en vroegen welke god zij gunstig konden stemmen om Tegea militair de baas te zijn. De Pythia gaf hen als antwoord dat dat zou gebeuren, door het geraamte van Orestes, zoon van Agamemnon, terug te halen.

Maar omdat ze het graf van Orestes niet konden localiseren, stuurden ze het gezantschap opnieuw naar de god om naar de plek te vragen waar Orestes begraven lag. Op de vraag van de gezanten zei de Pyhtia het volgende:

“Je hebt daar Tegea op open terrein in Arkadia,
waar twee winden, stevig voortgestuwd, waaien
en slag op slag volgt, leed bovenop leed ligt.
Daar bevat levenschenkend land de zoon van Agamemnon.
Breng hem thuis en je zult de helper van Tegea zijn.”

De woorden van de Pythia in boek 1, hfdst. 67.

Zelfs toen de Lakedaimoniërs dat hadden gehoord, waren zij nog verder verwijderd van een succesvolle vondst, totdat Lichas, een van de Spartanen die de ‘ambassadeurs’ worden genoemd,[11] met de oplossing kwam. De ambassadeurs zijn vijf burgers die elk jaar altijd als oudsten afzwaaien uit de ruiterij. Het is hun plicht om in dat jaar van afzwaaien in het belang van de Spartanen uitgezonden te worden, een ieder van hen naar telkens een andere streek.

[68] Een van die mannen was dus Lichas en hij deed zijn ontdekking met enig geluk en wijsheid. In die tijd bestond er verkeer tussen Sparta en Tegea en was hij, toen hij een smidse was binnengelopen, er getuige van hoe ze ijzer aan het drijven waren. Wat hij daar zag gebeuren, maakte op hem indruk. De smid merkte zijn belangstelling op, liet z’n werk liggen en zei: “Vreemdeling uit Lakedaimonia, je mag dan wel zo geboeid zijn door de bewerking van ijzer, je zou beslist versteld staan, als je had gezien wat ík gezien heb. Ik wilde namelijk hier op de binnenplaats een put slaan en kwam bij het graven een doodskist tegen met een lengte van 3,22 meter.[12] Omdat ik niet kon geloven dat mensen ooit groter waren dan tegenwoordig, heb ik hem geopend en zag dat het lijk zo lang was als de kist. Na de maten te hebben opgenomen heb ik het graf weer toegedekt.”

De man vertelde dus wat hij had gezien. De ander stond stil bij zijn woorden en kwam tot de slotsom dat het om Orestes ging, overeenkomstig de voorspelling. Zijn conclusie baseerde hij hierop: hij zag dat de smid twee blaasbalgen had en realiseerde zich dat dat de ‘winden’ waren, het aambeeld en de hamer de ‘slag op slag’ en het drijven van ijzer ‘leed’ dat ‘bovenop leed ligt’. Hij schatte in dat het zoiets betekende als: ijzer is uitgevonden om de mens kwaad te doen.

Dat was zijn conclusie en teruggekeerd in Sparta gaf hij de Lakedaimoniërs uitleg over de gehele materie. Zij echter klaagden hem op valse gronden aan en zetten hem het land uit. Aangekomen in Tegea vertelde hij de smid over z’n narigheid en wilde de binnenplaats van hem huren, maar de man stond die niet af. Na een tijdje wist hij de man toch op andere gedachten te brengen en werd huurder. Hij opende het graf, verzamelde de beenderen en ging ermee naar Sparta. Sindsdien waren de Spartanen, telkens wanneer het op een confrontatie met hun tegenstanders kwam, in de oorlog superieur. Het resultaat was dan ook dat de Peloponnèsos grotendeels aan hen was onderworpen.

Aanbevolen literatuur

De uiteindelijke dominantie van Sparta over het naburige Tegea wordt uitgebreid besproken door H.W. Singor, Sparta, Tegea en het gebeente van Orestes (Hdt. 1.66-68), in: Lampas, nr. 20 (1987), pp. 182-203. De schrijver vraagt zich tevens af of de mythische Orestes oorspronkelijk geen koninklijk figuur was, maar een legendarische smid.


[1] Een verwijzing naar de eerste (eind 8ste eeuw vóór Christus) en de tweede (eind 7de eeuw vóór Christus) opstand van de Messeniërs.

[2] In de jaren 600-560 vóór Christus; Leon kwam uit het geslacht van de Agiadai, Hègèsikles uit dat van de Eurypontidai.

[3] De stad is rond 600 vóór Christus gesticht en heeft tot ca. 560 vóór Christus de hegemonie van Sparta op de Peloponnèsos kunnen weerstaan.

[4] Om zijn naam passend te maken aan de hexameter is die in de brontekst gespeld als Lykoörgos (kort-kort-lang-kort in lettergrepen).

[5] Ook geheten Labotas; hij was de vierde uit het geslacht van de Agiadai die koning van Sparta werd (870-840 vóór Christus).

[6] Eenzelfde werkwijze lezen we bij Solons wetgeving in Athene (vgl. hfdst. 29).

[7] Kleine legereenheden die in oorlogstijd snel aaneengevoegd konden worden; het enomotion (Gr. ἐνωμότιον) was een ‘trouw eskader’ van 32 man, de triakas (Gr. τριακάς) was een eenheid van 30 man, een samenvoeging van twee sussitia (Gr. συσσίτια), gevechtseenheden van 15 man die met elkaar de maaltijden en een tent deelden.

[8] De eforoi (Gr. ἔφοροι), ‘toezichthouders’, vijf in aantal, vormden in Sparta het dagelijks bestuur en de gerousia (Gr. γερουσία) was er het hoogste besluitvormend orgaan waarin 30 ‘ouderen’, gerontes (Gr. γέροντες) zitting hadden; het is de vraag of deze functies daadwerkelijk door Lykourgos in het leven zijn geroepen.

[9] Een omschrijving van het primitieve leven in Arkadia waar het volk zeer weerbaar is.

[10] D.w.z. halverwege de 6de eeuw vóór Christus.

[11] De brontekst maakt melding van ‘goede handelaars’, agathoërgoi (Gr. ἀγαθοεργοί).

[12] De kist was zeven el lang (vgl. opm. 116 voor de berekening van deze lengtemaat).