Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Egyptische soldaten

[164] Bij de Egyptenaren heb je zeven bevolkingsgroepen, geclassificeerd als priesters, soldaten, koeherders, zwijnenhoeders, winkeliers, tolken en schippers. Zoveel bevolkingsgroepen zijn er in Egypte en hun namen zijn afgeleid van hun specialismen. Hun soldaten echter worden Kalasiriërs en Hermotybiërs genoemd en komen uit de hierna te noemen districten (heel Egypte is immers opgedeeld in districten).

Hermotybiërs en Kalasiriërs

[165] De districten waarvandaan de Hermotybiërs komen, zijn Bousiris, Saïs, Chemmis,[1] Papremis, het eiland met de naam Prosōpitis en Nathō (de helft ervan).[2] Uit die districten komen de Hermotybiërs, bij elkaar opgeteld op hun hoogtepunt 160.000 man. Niemand van hen heeft ook maar een vak geleerd: ze zijn voorbestemd om militair te zijn.

[166] De Kalasiriërs komen uit andere districten, dat wil zeggen Thebe, Boubastis, Afthis, Tanis, Mendes, Sebennys, Athribis, Farbaithis, Thmouïs, Onoufis, Anytis, Myekforis. Dit laatste ligt op een eiland tegenover de stad Boubastis. Dat zijn de districten van de Kalasiriërs, bij elkaar opgeteld op hun hoogtepunt 250.000 man. Ook zij hebben helemaal niet de vrije keuze om zich op een vak toe te leggen. Zij specialiseren zich enkel en alleen in militaire zaken, iets wat van vader op zoon overgaat.

Hoog in de rangorde

[167] Ik kan niet goed beoordelen of de Grieken ook dit van de Egyptenaren hebben geleerd, als ik zie dat Thrakiërs, Skythen, Perzen, Lydiërs en bijna alle buitenlandse volkeren ouders en kinderen die een vak leren, ondergeschikt achten aan de andere burgers, want wie niet met zijn handen hoeft te werken, is in hun ogen een mens van stand en in het bijzonder voorbestemd voor de oorlogvoering.

Dat nu hebben alle Grieken, de Lakedaimoniërs voorop, geleerd.[3] De Korinthiërs zijn degenen die het minst neerkijken op hun handwerkslieden.[4]

Privileges

[168] Dat waren de enige Egyptenaren, met uitzondering van de priesters, aan wie als privilege was toegekend het voor eenieder belastingvrije bezit van twaalf arourai.[5] Een aroura meet 100 Egyptische pecheis in het vierkant en de Egyptische pechys is precies gelijk aan die van Samos.[6]

Dat was het privilege dat eenieder van hen genoot, maar de volgende voorrechten hadden ze om de beurt, want het waren steeds anderen. Duizend Kalisiriërs en Hermotybiërs vormden ieder jaar de lijfwacht van de farao. Ze kregen bovenop de stukken grond iedere dag nog andere zaken: meer dan twee kilo geroosterd graan, bijna een kilo rundvlees, vier bekers wijn.[7] Dat kregen de lijfwachten altijd.  


[1] Niet de stad, maar het eiland Chemmis (zie hfdst. 156).  

[2] De districten hebben hun eigen naam, i.e. Bousirites, Saïtes, Chemmites enz.; in de vertaling is ervoor gekozen om de naam van de hoofdstad van het district te gebruiken (hetzelfde geldt voor de districten genoemd in hfdst. 166).

[3] De Spartiaten vormden de heersende klasse in Lakedaimonia, waren volledig verantwoordelijk voor alle militaire zaken en hielden zich niet bezig met kunstnijverheid of agricultuur; dat was de taak van de perioiken.

[4] De kunstnijverheid, o.a. de productie van vazen, was, zeker in de zesde eeuw vC, een factor van betekenis voor de economie van Korinthe.

[5] Een aroura (Gr. ἄρουρα), lett. ‘akker’, had een oppervlakte van 240¼ m2; een soldaat bezat dus een lap grond van meer dan 50 bij 50 m., i.e. 2883 m2.  

[6] Van de ‘el’, pechys (Gr. πῆχυς) had je twee soorten, de ‘kleine’ en de ‘koninklijke’ (hier ‘Egyptisch’ genoemd), resp. 46 en 53 cm.; gerekend in Egyptische pecheis mat een aroura dus 2809 m2.    

[7] Deze toelage kregen de lijfwachten, omdat zij tijdens hun diensttijd niet zelf hun land konden bewerken; de gewichten zijn gerekend naar mna’s (1 mna = 437 gr.), het volume is dat van de aryster (= kotyle, een beker, i.e. 270 ml.).