Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Kroisos in gesprek met Solon

[29] Toen die volkeren waren onderworpen en Kroisos nog meer bezittingen voor de Lydiërs vergaarde, kwamen onder anderen alle knappe koppen van die tijd, ieder om een eigen reden, uit Griekenland naar Sardes dat op het hoogtepunt van zijn welvaart was. Daar zat ook Solon uit Athene bij,[1] die na op verzoek van de Atheners wetten te hebben opgesteld voor de duur van tien jaar zijn land had verlaten. Hij was uitgevaren zogenaamd voor een studiereis, maar het was duidelijk de bedoeling dat hij niet ertoe kon worden gedwongen een van de wetten die hij had opgesteld, af te schaffen. De Atheners zelf waren niet geautoriseerd dat te doen, want zij waren onder strenge eden ertoe verplicht tien jaren lang zich te houden aan de wetten die Solon voor hen had opgesteld.

Het geluk van Tellos

[30] Precies hierom en vanwege de studiereis was Solon naar het buitenland vertrokken en bracht hij een bezoek aan Amasis in Egypte en ook aan Kroisos in Sardes. Daar aangekomen was hij te gast in het koninklijk paleis van Kroisos. Na twee of drie dagen gaven dienaren op instructies van Kroisos Solon een rondleiding langs de schatkamers en lieten zien hoe groot en rijk gevuld die allemaal waren. Toen hij die alle had bezichtigd en zich de tijd had gegund er kritisch naar te kijken, stelde Kroisos hem de volgende vraag: “Gast uit Athene, wij hebben veel over jou te horen gekregen, zowel wat betreft je wijsheid als je reizen. Je doet onderzoek en hebt voor een studiereis een groot deel van de wereld bezocht. Ik heb nu de behoefte je te vragen of je iemand hebt leren kennen die het allergelukkigst is.”

Hij stelde die vraag, omdat hij ervan uitging dat hijzelf de allergelukkigste was, maar Solon zei niets vermoedend, want het was zijn oprechte mening: “Koning, dat is de Athener Tellos.” Dit antwoord wekte bij Kroisos verbazing en hij vroeg op zeurderige toon: “Waarop baseer jij je oordeel dan wel dat Tellos de gelukkigste is?” De ander zei: “Op de eerste plaats had Tellos, die in een welvarende stad leefde, voorbeeldige zonen en zag hij ze kinderen krijgen die alle in leven bleven.[2] Op de tweede plaats was zijn levenseinde, na een volgens onze maatstaven goed leven, ronduit schitterend: toen in Eleusis een gevecht was uitgebroken tegen het buurvolk,[3] kwam hij de Atheners te hulp[4] en sneuvelde eervol na de vijanden op de vlucht te hebben gejaagd. De Atheners hebben hem op kosten van de staat precies daar begraven, waar hij is gesneuveld, en hem grote eer bewezen.”

Het geluk van Kleobis en Biton

[31] Nu Solon de interesse van Kroisos had gewekt door het grote geluk van Tellos te noemen, vroeg deze hem wie hij op de tweede plaats achter hem zag (hij vond zichzelf natuurlijk een goede tweede). De ander zei: “Kleobis en Biton. Beiden, geboren in Argos, beschikten over voldoende kapitaal en ook nog eens krachtige lichamen, zoals uit het volgende mag blijken. Zij waren prijswinnaars op gebied van sport en hierin even goed en het volgende verhaal over hen springt eruit.

“Men vierde er het feest voor Hera en het was voor de mensen van Argos een heilige plicht om hun moeder op een wagenspan naar het heiligdom te vervoeren,[5] alleen… hun runderen[6] waren niet op tijd van de akker gekomen. De tijd drong, waarop de jongens zelf plaatsnamen onder het juk en de wagen voorttrokken. Hun moeder reed mee op de wagen en zij kwamen aan bij het heiligdom na een afstand te hebben afgelegd van bijna achteneenhalve kilometer.[7]

“Dat deden ze en de verzamelde menigte was er getuige van. Hierop volgde voor hen een geweldig levenseinde en de godheid bewees door hen dat het voor een mens veel beter is om te sterven dan in leven te blijven. De mannen van Argos kwamen om hen heen staan en prezen de jongens om hun kracht en de vrouwen van Argos prezen hun moeder om het bezit van zulke kinderen. De moeder was zó blij met hun prestatie en de complimenten, dat ze voor het godenbeeld ging staan en de godin smeekte om haar eigen kinderen Kleobis en Biton, die haar een geweldige dienst hadden bewezen, het beste te geven wat een mens kan krijgen.

Kleobis en Biton, beeldengroep van Polymèdes van Argos uit ca. 580 vóór Christus (archeologisch museum te Delfi; bron: commons.wikimedia.org); de beelden zijn tijdens campagnes o.l.v. Théophile Homolle in 1893-1894 opgegraven, terwijl een van de voetstukken in 1907 opdook als recycled onderdeel van het Romeinse badhuis.

 “Toen zij na dat gebed offers hadden gebracht en van het feestmaal hadden genoten,[8] gingen de jongens midden op het tempelterrein[9] slapen en werden niet meer wakker, maar bleven in wat voor hen het einde betekende. De burgers van Argos lieten standbeelden van hen maken en stelden die op in Delfi, omdat zij hebben laten zien dat zij voortreffelijke mannen waren.”

Wacht tot het leven af is

[32] Solon gaf die mannen dus de tweede plaats op de ladder van geluk, waarop Kroisos ziedend van woede sprak: “Gast uit Athene, is ons geluk voor jou zo verachtelijk dat het niets waard is en je ons zelfs niet gelijkwaardig vindt aan gewone mensen?” De ander zei: “Kroisos, ik weet goed dat wat goddelijk is één en al afgunst is en de boel in de war schopt,[10] en ú vraagt mij over menselijke zaken? Heel zijn leven lang kan een mens veel zien en meemaken wat hij niet wil zien en meemaken.

“Ik ga ervanuit dat een mens een maximumleeftijd heeft van zeventig jaar.[11] Die zeventig jaar omvat 25200 dagen, de schrikkelmaanden niet meegerekend.[12] Als om het jaar het jaar een maand langer duurt,[13] om de seizoenen die aanbreken goed te laten uitkomen, komen vijfendertig maanden boven op de zeventig jaar en dat zijn in die maanden 1050 dagen. Van al die dagen tot en met het zeventigste jaar – het zijn er 26250 – brengt de ene dag iets totaal anders dan de andere dag. Daarom, Kroisos, is een mens volledig overgeleverd aan het toeval.

“Het is voor mij duidelijk dat u grote rijkdom heeft en koning bent van vele mensen. De vraag die u mij stelt, kan ik echter pas beantwoorden, wanneer ik heb vernomen dat u op schitterende wijze bent heengegaan. Een rijkaard is helemaal niet veel gelukkiger dan wie met de dag leeft, als hij niet het geluk heeft vredig en met alles wat zijn hart begeert te sterven. Veel zeer rijke mensen zijn ongelukkig, velen die eenvoudig leven, zijn gelukkig.

“Wie zeer rijk, maar ongelukkig is, steekt slechts in twee zaken uit boven een gelukkig persoon, maar deze in vele opzichten boven wie rijk en ongelukkig is. De een is er beter toe in staat z’n verlangens te vervullen en, wanneer hij erdoor wordt getroffen, flinke tegenslag te verwerken, maar hij wordt door de ander verslagen op deze punten: de ander is niet als hij even goed in staat met tegenslag en verlangens om te gaan, maar zijn geluk behoedt hem daarvoor, want hij heeft geen gebreken, is gezond, kent geen tegenspoed, heeft prachtige kinderen en ziet er goed uit. Als hij bovendien op een schitterende wijze zal heengaan, dan is dat de man die u zoekt. Híj verdient het om gelukkig te heten. Wacht, totdat hij is gestorven, en noem hem nog niet gelukkig, eerder een man van voorspoed.

“Dat alles nu te bevatten is voor een menselijk wezen onmogelijk, zoals geen enkel land genoeg heeft aan alles wat het zelf opbrengt: het heeft genoeg van het een, een tekort aan het ander. Het beste land is dat land dat over het meeste beschikt. Zo bestaat ook een mensenlichaam op zichzelf gezien helemaal niet zelfstandig, want het heeft het ene wel, dat andere niet. Wie aan het eind daarvan het meeste heeft en dan op aangename wijze heengaat, die man, koning, mag van mij die naam dragen. Het is nodig bij elke zaak te bezien, hoe die afloopt. De god laat aan velen een sprankje geluk zien om hun leven dan op de kop te zetten.”

[33] Met zijn woorden deed hij op geen enkele wijze Kroisos een plezier, die zonder ook maar een greintje achting voor hem te hebben de man wegstuurde. Hij vond hem maar wat dom, omdat hij vroeg in alles naar het einde te kijken en succes in het heden over te slaan.

Aanbevolen literatuur

Solons gesprek met Kroisos is zorgvuldig voorbereid met analoge scènes die daaraan voorafgaan, volgens David Branscome, Waiting for Solon: audience expectations in Herodotus, Histos vol. 9, pp. 231-276 (2015).


[1] Dit roept chronologisch gezien problemen op, want Kroisos leefde ca. 595-525 voor Christus en Solon 640-560 vóór Christus; Kroisos volgde zijn vader op ca. 560 vóór Christus en kan als koning Solon amper hebben gekend, laat staan gesproken.

[2] Geen loze opmerking, want kindersterfte was hoog.

[3] De formulering is onduidelijk; Eleusis was een met Athene bevriende stadstaat en het is aannemelijker dat het de oorlog betreft, onder aanvoering van Solon, tussen Athene en Megara om het bezit van het eiland Salamis.

[4] Ondanks zijn hoge leeftijd, want hij had inmiddels kleinkinderen.

[5] Zij was klaarblijkelijk priesteres van Hera en mocht tijdens de processie niet de grond met haar voeten aanraken.

[6] Het rund was een aan Hera gewijd dier.

[7] De brontekst maakt melding van 45 stadia (een stadion, Gr. στάδιον, is een lengtemaat van 185 m.), i.e. 8,325 km.; de tempel van Hera was hooggelegen, wat de prestatie van de jongens nog imposanter maakt.

[8] Het brengen van dierenoffers was een gelegenheid tot het eten van vlees.

[9] Alleen priesters en priesteressen hadden vrij toegang tot het tempelgebouw zelf.

[10] Een centraal thema in het werk: goden misgunnen (fthonos, Gr. φθόνος) de mensen te grote voorspoed (eutychia, Gr. εὐτυχία) en wanneer deze geen maat weten (hybris, Gr. ὕβρις) volgt vergelding (nemesis, Gr. νέμεσις); hetzelfde lot wacht tiran Polykrates en koning Xerxes.

[11] In een ander verband wordt uitgegaan van 80 jaar (zie boek 3, hfdst. 22).

[12] De Atheense kalender telde 10 maanden van 36 dagen; de berekening met de schrikkelmaanden is foutief, want dan zou per saldo een jaar 378 dagen bevatten en niet uitkomen met de jaargetijden.

[13] Ook hier een fout in de berekening, want in werkelijkheid zal een schrikkelmaand in Athene hooguit eenmaal in zeven jaar zijn toegepast (d.w.z. 36/5,25 = 6.85); de schrijver maakt bij grote getallen vaker rekenfouten (zie vooral het tweede boek).