[76] De zeven Perzen gingen op weg, na tot het besluit te zijn gekomen de Magiërs meteen aan te vallen en niet langer te wachten en tot de goden te hebben gebeden. Ze hadden geen idee van wat er met Prexaspes was gebeurd. Pas toen ze halverwege waren, kregen ze te horen wat Prexaspes was overkomen. Ze hielden toen halt en overlegden opnieuw met elkaar. Otanes en zijn medestanders drongen sterk eropaan om te wachten en niet aan te vallen, nu de situatie uit de hand dreigde te lopen.[1] Dareios en zijn aanhangers wilden meteen tot actie overgaan, wat besloten was uitvoeren en niet langer wachten.
Terwijl zij aan het kibbelen waren, doken zeven paren havikken op die op twee paren gieren joegen, hun veren uitplukten en hen openreten. Nu de zeven dat hadden gezien, stonden zij allen achter Dareios’ visie en gingen daarna, door de vogels aangemoedigd, naar het koninklijk paleis.
Inval in het paleis
[77] Toen zij aan de poort stonden, gebeurde wat Dareios had verwacht. De beveiligers toonden respect voor de meest vooraanstaande Perzen en hadden geen enkel vermoeden dat zij zoiets zouden doen. Ze lieten hen, onder goddelijke begeleiding, passeren en er was niemand die vragen stelde.
Toen zij op de binnenplaats waren aangekomen, kwamen zij de eunuchen tegen die de boodschappen overbrachten.[2] Deze vroegen hen naar de reden van hun komst. Tijdens hun ondervraging, dreigden zij de poortwachters te straffen, omdat die hen hadden laten passeren, en probeerden de zeven tegen te houden, toen deze verder wilden gaan. Zij gaven elkaar een teken en trokken hun dolken, waarop zij de mannen die hen de weg versperden ter plekke neerstaken en zelf de mannenzaal inrenden.
Gevecht met de Magiërs
[78] Beide Magiërs bevonden zich uitgerekend op dat tijdstip in het paleis en waren zich aan het beraden over de situatie die door Prexaspes was ontstaan.[3] Toen zij de consternatie en het rumoer onder de eunuchen bemerkten, renden zij allebei naar achteren en zodra tot hen was doorgedrongen wat er aan de hand was, gingen zij over op zelfverdediging. Een van hen had vliegensvlug pijl en boog van de muur gehaald,[4] de ander greep naar z’n lans.
Dat was het moment waarop het tot een gevecht kwam. De man die de pijl en boog had opgepakt, had daar niets aan, want z’n tegenstanders waren in de buurt en stonden boven op hem. De ander verdedigde zich met z’n lans en raakte Aspathines in z’n dijbeen, Intafrenes in z’n oog. Intafrenes verloor door de verwonding zijn oog, maar overleefde het.
De ene Magiër bracht hen verwondingen toe. Omdat de andere Magiër niets aan zijn pijl en boog had, vluchtte hij naar een vertrek dat op de mannenzaal uitkwam en wilde de deur ervan dichtdoen. Twee van de zeven Perzen, Dareios en Gobryas, drongen samen met hem het vertrek binnen. Er ontstond een worsteling tussen Gobryas en de Magiër en Dareios stond er besluiteloos bij, omdat het daar donker was en hij wilde voorkomen dat hij Gobryas zou raken.
Gobryas zag hem staan en niets doen en vroeg waarom hij niet tot actie overging. De ander zei: “Ik wil voorkomen dat ik jou raak.” Gobryas antwoordde: “Steek je zwaard dan maar door ons beiden.” Dareios gaf hieraan gehoor, gaf een stoot met zijn dolk en raakte op een of andere wijze de Magiër.
De Perzen vieren feest
[79] Na de Magiërs te hebben gedood en hun hoofden te hebben afgehakt, lieten ze de gewonden onder hen daar achter. Zij waren verzwakt en konden op de burcht toezicht te houden.[5] De andere vijf renden met de hoofden van de Magiërs naar buiten, daarbij schreeuwend en kabaal makend.[6] Ze trokken de aandacht van de andere Perzen, vertelden wat ze hadden gedaan en toonden de hoofden. Ondertussen doodden ze iedere Magiër die op hun weg kwam.
Toen de Perzen kennis hadden genomen van de actie van de zeven en het bedrog van de Magiërs, wilden zij ook zelf iets vergelijkbaars doen. Ze trokken hun dolken en doodden iedere Magiër die ze maar konden vinden. Als de nacht niet was gevallen, hadden ze niet één Magiër in leven gelaten. In het hele land vieren de Perzen die dag het meest en zij houden dan een groot feest, dat van hen als naam ‘Magiërs-bijltjesdag’[7] heeft gekregen. Tijdens dat feest kan geen enkele Magiër zich op straat vertonen; de Magiërs sluiten zich die dag in hun huizen op.
[1] In de brontekst hanteert de schrijver een metafoor door de uitdrukking ‘opzwellen’, oidein (Gr. οἰδεῖν), te gebruiken.
[2] Het paleislijk protocol is veranderd, want waar eerst alle communicatie met de koning via Prexaspes liep (zie hfdst. 34), is die rol nu toebedeeld aan de hofslaven, eunuchen.
[3] Ktesias vertelt dat de zeven Smerdis in bed aantroffen met een concubine uit Babylon (Persica par. 45, fragmenta ed. Gilmore, παλλακῇ Βαβυλωνίᾳ συγκαθεύδοντα).
[4] Wapens, indien ongebruikt, hingen aan haken aan de muur.
[5] Aspathines en Intafrenes waren te zwak om verder mee te vechten, maar mans genoeg om de situatie in het paleis in de gaten te houden.
[6] Het kabaal, patagos (Gr. πατάγος), is elk geluid dat door ergens op te slaan (meestal van zwaarden op schilden) wordt voortgebracht.
[7] De brontekst heeft het over ‘Magiërmoord’, Magofonia (Gr. Μαγοφονία), een neologisme.