Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Gelon stelt een voorwaarde

[157] Toen de gezanten uit Griekenland in Syracuse waren aangekomen, hadden zij met hem een ontmoeting en zeiden het volgende: “Wij zijn door de Lakedaimoniërs en hun bondgenoten gestuurd om u aan onze zijde te krijgen tegen de Perzen. U hebt vast gehoord van de aggressor tegen Griekenland: een man uit Perzië heeft een brug geslagen over de Hellespont, brengt heel z’n Klein-Aziatische leger uit het oosten mee en is van plan tegen Griekenland op te rukken. Hij doet het voorkomen dat hij tegen Athene optrekt, maar het is zijn bedoeling heel Griekenland aan zich te onderwerpen. Uw macht is flink gegroeid en niet het geringste deel van Griekenland hoort u toe, nu u over Sicilië heerst.[1] Geef uw steun aan hen die voor de vrijheid van Griekenland staan, en wees samen met hen de bevrijder ervan. Als heel Griekenland verenigd is, wordt een grote legermacht op de been gebracht en zijn wij opgewassen tegen de aanvallers. Wanneer nu sommigen van ons voor de andere partij kiezen, anderen niet bereid zijn tot assistentie en het gezonde deel van Griekenland een minderheid is, moeten we ons snel zorgen maken over de val van heel Griekenland. Ga er verder niet vanuit dat, wanneer de Perzen ons na een militaire zege hebben onderworpen, zij niet uw kant zullen opkomen. Nee, kijk maar uit! Door ons te steunen, beschermt u uzelf. Een tactiek waarover goed is nagedacht, pakt doorgaans goed uit.”

Heftige reactie

[158] Dat was hun boodschap en Gelon reageerde heftig met ongeveer de volgende woorden: “Heren, Grieken,[2] wat een arrogante redenering! En wat een lef om mij te vragen om als bondgenoot tegen de Perzen op te trekken! Een tijd terug vroeg ik jullie om gezamenlijk in actie te komen tegen een buitenlandse legermacht, toen ik met de Karthagers een conflict kreeg.[3] Ik stelde jullie voor wraak te nemen op de Egesteërs om de dood van Dorieus, zoon van Anaxandrides.[4] Ik drong aan op samenwerking bij de bevrijding van de havens waaruit jullie nu grote winst behalen en vele opbrengsten opstrijken. Nee, jullie zijn niet gekomen om mij te helpen en de dood van Dorieus te wreken. Als het aan jullie ligt, hebben de buitenlanders het hier overal te zeggen. Maar het pakte goed voor ons uit en het werd alleen maar beter. Nu de oorlog de andere kant is opgeslagen en jullie heeft bereikt, is dat voor jullie een reden om weer aan Gelon te denken. Ondanks de vernedering die ik van jullie kant heb ervaren, zal ik anders doen dan jullie en bied jullie graag hulp.[5] Ik zal 200 slagschepen, 20.000 hoplieten, 2000 ruiters, 2000 boogschutters, 2000 slingeraars en 2000 lichtbewapende assistenten bij de ruiterij[6] leveren. Ik vat het als mijn taak op het hele Griekse leger van proviand te voorzien, totdat wij de oorlog zullen hebben beëindigd. Ik zeg dit toe op de volgende voorwaarde: ik zal de legeraanvoerder en leider van de Grieken zijn tegen de Perzen. Zo niet, reken er dan niet op dat ik kom of anderen stuur.”

Alleen Spartaans aanvoerderschap

[159] Syagros kon zich, toen hij dat hoorde, niet beheersen en reageerde als volgt: “Agamemnon, afstammeling van Pelops,[7] zou luid hebben gejammerd, als hij hoorde dat de Spartanen het aanvoerderschap werd ontnomen door Gelon en de Syracusanen! Alsjeblieft, laat voortaan dat voorstel van u om aan u de leiding over te dragen, uit uw hoofd. Als u Griekenland wil helpen, zult u – weet dat wel – dat doen onder aanvoering van de Lakedaimoniërs. Mocht dat niet uw instemming hebben, hoeven wij uw hulp niet.”

[160] De negatieve strekking van Syagros’ woorden ontging Gelon niet en hij reageerde daarop door hen het volgende, laatste voorstel te doen: “Vreemdeling uit Sparta, wanneer iemand verwijten naar zijn hoofd geslingerd krijgt, roept dat normaal gesproken woede op. Hoewel je in je reactie je beledigend hebt uitgesproken, laat ik mij niet uitlokken en wil mij beheersen in mijn antwoord. Nu jullie zo vasthouden aan het leiderschap, is het logisch dat ook ík dat doe, meer nog dan jullie, want ik ben de aanvoerder van een minstens even zo groot leger en van een veel grotere vloot. Aangezien het voorstel jullie zó tegenstaat, zullen wij een kleine concessie doen op het oorspronkelijke voorstel. Als jullie het landleger aanvoeren, kan de leiding over de vloot voor mij zijn. Hebben jullie meer voldoening bij het aanvoerderschap op zee? Dan wil ik het landleger onder mijn hoede hebben. Jullie moeten het hiermee doen of thuiskomen, verstoken van zulke bondgenoten.”


[1] Deze overdrijving (Gelon was tiran over slechts een deel van het eiland) heeft als doel hem over de streep te trekken.

[2] Gelon laat de interjectie ‘beste’ of ‘geachte’ (Gr. ὦ) achterwege, een duidelijk tegen van verbolgenheid. 

[3] Tijdens dit onderhoud was de oorlog tegen de Karthagers nog gaande; zij werden in 480 vC bij de slag bij Himera, aan de noordkust van Sicilië, verslagen. 

[4] In boek 5, hfdst. 46, wordt de smadelijke dood van Dorieus beschreven, die bescherming bij het altaar van Zeus had gezocht.

[5] Zoveel eigen troepen kon Gelon niet missen, maar hij wist dat de Grieken niet op zijn condities zouden ingaan.

[6] De schrijver hanteert hier een problematische term, hippodromoi (Gr. ἱππόδρομοι), ‘paardrijders’, maar hier moet het zoiets als ‘hardlopers bij de paarden’ betekenen, aangezien de ruiterij al eerder genoemd wordt.

[7] Een subtiele toevoeging om Gelon erop te wijzen dat het hem ontbreekt aan verre voorvaderen van uitzonderlijke klasse.