Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Xerxes negeert adviezen van Artabanos

[45] Toen Xerxes zag dat de Hellespont aan het zicht werd onttrokken door z’n schepen en alle kusten en kustvlaktes bij Abydos vol mensen waren, prees hij zichzelf gelukkig, waarop hij direct in tranen uitbarstte.

Xerxes emotioneel

[46] Zijn oom Artabanos (de man die eerder eerlijk voor zijn mening uitkwam en Xerxes afraadde om tegen Griekenland ten oorlog te trekken)[1] nam hiervan kennis. Hem was opgevallen hoe de man in tranen was uitgebarsten, en vroeg hem het volgende: “Koning, hoe anders doet u nu dan kort daarvoor, want u prees u gelukkig, maar bent in tranen.” Hij sprak: “Dat komt doordat ik medelijden begon te voelen, toen ik besefte hoe kort een heel mensenleven is, als niemand van allen die hier met zovelen zijn, na honderd jaar er nog zal zijn.”

Artabanos kwam met deze reactie: “Wij maken in ons leven andere dingen mee waarover meer te klagen valt. Niemand, en dat geldt niet alleen voor hen daar,[2]  is van nature zo gelukkig als mens, dat hij niet éénmaal, maar vaak voor de keuze zal komen te staan liever te sterven dan te leven. Je wordt door tegenslag en ziekte overvallen en danig in de war gebracht en het leven, dat kort is, lijkt daardoor langer. Zo komt het dat de mens het liefst ervoor kiest zijn toevlucht tot de dood te nemen, als het leven een last is. De god laat ons lekker proeven aan het menselijk bestaan, maar ook zijn afgunst hierin blijken.”

Blijf positief!

[47] Xerxes kwam met het volgende antwoord: “Artabanos, laten wij het mensenleven volgens jouw defintie voor wat het is, en niet negatief doen, nu wij iets prachtigs onder handen hebben. Zeg nou eens eerlijk: als de droom die ik had, niet zo duidelijk was geweest, zou jij bij je oude standpunt zijn gebleven en mij afraden tegen Griekenland op te trekken of was jij bijgedraaid? Vooruit, laat mij dit duidelijk weten.” Het antwoord van Artabanos luidde: “Koning, ik hoop dat de droom die u heeft gehad, brengt wat wij beiden ervan verwachten. Ook nu nog leeft in mij enige angst en ben ik niet zeker van mijzelf: ik heb zo mijn bedenkingen en zie vooral twee bedreidingen die voor u het allergrootst zijn.

[48] Xerxes reageerde als volgt: “Vreemde man die jij bent, wat zijn dat voor twee zaken die volgens jou mij het meest bedreigen? Heb jij soms kritiek op de omvang van het landleger en denk jij dat het Griekse leger tegen dat van ons zal zijn opgewassen? Of zal onze vloot onderdoen voor dat van hen? Of is het allebei? Als jij vindt dat onze troepen in dit opzicht te kort schieten, kunnen we direct nóg een troepenmacht op de been brengen.”

Logistieke problemen

[49] Artabanos: “Koning, wie verstand van zaken heeft, zal geen kritiek hebben op dat leger en ook niet op de omvang van de vloot. Nee, wanneer u nóg meer op de been brengt, zullen de twee dingen die ik bedoel, voor u nóg dreigender uitpakken. Die twee… dat zijn het land en de zee. Kijk, nergens aan de zee ligt, voorzover ik kan inschatten, een haven van die omvang dat deze, wanneer er een storm opsteekt, voldoende groot zal zijn om die vloot van u te huisvesten en de schepen te beschermen. Sterker nog, aan één haven hebben we niet genoeg: er moeten overal aan de kust waar u langsvaart, zulke havens zijn.[3] Nu het duidelijk is dat we een gebrek daaraan hebben, begrijp dan dat het leven van mensen door onvoorziene omstandigheden wordt beheerst en niet andersom.

Hiermee heb ik een van de twee punten ingebracht; het andere ga ik nu uitspreken. Land vormt voor u een bedreiging en wel als volgt. Als er niets is wat u in de weg zal staan, wordt het land steeds gevaarlijker hoe verder u optrekt en steeds naar voren wordt gelokt: aan succes heeft een mens nooit genoeg. Ja, ik voorspel u dat, omdat niemand u tegenhoudt, het op den duur almaar groter wordende land honger zal voortbrengen. Zo komt het dat een mens fantastisch is, als hij in zijn overwegingen angst voelt, omdat hij beseft dat hem van alles kan overkomen, maar overmoedig is, als het erop aankomt.”

Wie waagt, die wint

[50] Xerxes nam weer het woord: “Artabanos, het is logisch dat jij elk van deze twee punten ter sprake brengt. Maak je geen zorgen om álles en weeg niet álles even zwaar. Als jij voor iedere gebeurtenis die op jouw weg komt, aan alle afwegingen even zwaar wil tillen, kun jij tot geen enkele prestatie komen. Het is beter alles aan te durven en de helft van de verschrikkingen te ondergaan dan bij voorbaat voor alles terug te deinzen en helemaal niets mee te maken. Als jij elk argument in twijfel trekt, maar niet kunt aangeven wat volstrekt ongevaarlijk is, kan het niet anders of jij vergist je hierin even hard als degene die het tegenovergestelde heeft beweerd. We staan dus gelijk. Hoe kun je als mens het zekere voorspellen? Volgens mij nooit. Wie er helemaal vóór gaat, boekt gewoonlijk winst, wie alles afweegt en aarzelt, kan dat vergeten.

Je ziet hoe ver het is gekomen met de Perzische heerschappij. Als de koningen die mijn voorgangers waren, dezelfde opvattingen hadden gehad als jij of zonder zulke opvattingen te hebben anderen als adviseurs zoals jij hadden, had je haar nooit zo succesvol zien worden. Door te gokken en gevaar te lopen hebben zij het zover geschopt. Je onderneemt nu eenmaal iets groots niet zonder risico’s. Wij doen net als zij: wij marcheren in de mooiste periode van het jaar[4] en zullen thuiskomen na Europa volledig te hebben onderworpen. Nergens worden wij met honger geconfronteerd en wij maken verder niets onaangenaams mee. Enerzijds rukken wij op, terwijl wij zelf veel proviand bij ons hebben,[5] anderzijds zullen wij over het voedsel beschikken van welk volk dan ook waarvan wij het gebied betreden. Wij trekken ten strijde tegen landbouwers, niet tegen nomaden.”[6]

Ioniërs in het Perzische leger

[51] Hierna zei Artabanos: “Koning, u moedigt aan ons nergens over zorgen te maken; neem niettemin het advies dat ik u geef, ter harte. Kyros, zoon van Kambyses, onderwierp heel Ionia, Athene uitgezonderd,[7] en dwong de bevolking belasting af te dragen aan de Perzen. Ik adviseer u die mensen op geen enkele wijze op te laten trekken tegen hun ‘vaders’. Ook zonder hen zijn wij in staat onze vijanden in de schaduw te stellen. Stel u eens voor: wanneer zij meegaan, valt niet te vermijden dat zij zeer veel kwaad aanrichten door hun moederstad tot slavernij te brengen óf juist zeer veel goeds doen door te helpen haar te bevrijden.[8] In het eerste geval zijn zij voor ons van geen enkel toegevoegde waarde, in het tweede geval zullen zij uw leger grote schade kunnen toebrengen. Knoop ook dat mooie, oude spreekwoord in u oren: het resultaat staat niet voor de honderd procent bij voorbaat vast.”

[52] Hierop antwoordde Xerxes: “Artabanos, van de opvattingen die jij gaf, is dit er een waarin jij je het meest vergist. Jij bent bang dat de Ioniërs de andere kant kiezen, Ioniërs voor wie wij het grootste respect hebben en van wie jij en anderen die samen met Dareios tegen de Skythen hebben opgetrokken, kunt getuigen dat zij het Perzische leger volledig konden maken of breken. Hun bijdrage was integer, betrouwbaar en helemaal niet onprettig.[9] Daarbij komt nog dat zij kinderen, vrouwen en bezittingen in ons land hebben achtergelaten; er is geen reden tot zorg dat zij in opstand zullen komen.[10] Wees daarom hiervoor niet bang. Wees positief en bescherm mijn huis en koningschap. Jij bent de enige uit allen aan wie ik mijn skepter toevertrouw.”


[1] Zie voor Artabanos’ negatieve advies hfdst. 10.

[2] Artabanos wijst hier naar Xerxes’ manschappen.

[3] Als alwetende verteller loopt de schrijver vooruit op de gebeurtenissen door hem beschreven in hfdst. 188, voorafgaand aan de schermutselingen bij Kaap Artemision, toen het weer de Perzen tegenzat.

[4] Xerxes vertrok uit Sardes na er overwinterd te hebben (zie hfdst. 37); het moet nu begin lente zijn en tegenslag op zee wordt verder niet verwacht.

[5] In hfdst. 25 is er sprake van geweest dat Xerxes op het Europese vasteland voor onderweg voorraadplaatsen had laten inrichten.

[6] Een verwijzing naar de oorlogspraktijk in de oudheid: je hoofdzakelijk voedsel plunderend een weg banen door het oorlogsgebied.

[7] Een omschrijving die minder vreemd wordt, als men bedenkt dat Athene als de moederstad werd beschouwd, die de Jonische kolonies stichtte.

[8] Deze redenering is vanuit Grieks standpunt te lezen; Artabanos vreest uiteindelijk verraad van de kant van de Ioniërs die aan de Perzische invasie deelnemen.

[9] In hfdst. 10γ had Artabanos juist erop gewezen dat de Ioniërs tijdens de legerexpeditie tegen de Skythen de Perzen bijna hadden verraden.

[10] Het achtergelatene is een middel tot pressie.