Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Zopyros’ gespeelde desertie

[155] Dareios was uitermate geschokt, toen hij zag dat een man van het grootste aanzien verminkingen had opgelopen. Hij sprong van zijn zetel, verhief zijn stem en vroeg wie hem had verminkt en wat daarvan de reden was. Zopyros zei: “Alleen u heeft zoveel macht om mij in zo’n situatie te doen belanden! Geen van mijn vijanden, koning, heeft dit op z’n geweten, maar ikzelf heb mij dit aangedaan, omdat ik het niet verdraag dat Assyriërs[1] Perzen uitlachen.”

Waarom die verminkingen?

De ander antwoordde: “Hopeloos persoon die jij bent, je hebt jezelf met de lelijkste daad de mooiste naam gegeven, als jij zegt dat je vanwege mensen die belegerd worden jezelf op onherstelbare wijze hebt toegetakeld. Waarom, dwaze man, zullen de vijanden, nu jij jezelf hebt verminkt, zich sneller overgeven? Ben jij wel goed bij je hoofd dat jij jezelf hebt kapotgemaakt?”

Ingenieus plan

Zopyros zei: “Als ik met u had overlegd wat ik van plan was te doen, had u het mij niet toegestaan. Nu heb ik uit eigen verantwoordelijkheid gehandeld. Het moment is aangebroken om Babylon in te nemen, mocht u geen verdere wensen hebben. Ik zal in deze staat als overloper naar de stadsmuur gaan en hen daar verkondigen dat ik mijn leed aan u te danken heb. Ik verwacht dan dat, als ik ze ervan weet te overtuigen dat dit waar is, ik van hen een leger tot mijn beschikking krijg. U moet na negen dagen, gerekend vanaf de dag waarop ik de stad ben binnengegaan, duizend manschappen van uw eigen leger, waarvan het u niet kan schelen als u die verliest, opstellen bij de poort die ze ‘de poort van Semiramis’ noemen. Daarna moet u weer zes dagen na de negende dag tweeduizend manschappen opstellen bij de poort die ze ‘de poort van Niniveh’ noemen.[2] Na die zes dagen moet u twintig dagen laten voorbijgaan en dan nóg eens vierduizend man naar de poort die ze ‘de poort van de Chaldeeërs’ noemen[3] leiden en die daar opstellen. Deze noch eerdergenoemde manschappen mogen wapens hebben om zich te verdedigen behalve dolken. Zorg ervoor dat ze die hebben. Beveel na de twintigste dag het ene deel van het leger onmiddellijk van alle kanten de aanval te openen op de stadsmuur, maar stel voor mij de Perzen op bij ‘de poort van Belos’ en ‘de poort van Kissia’, zoals ze die noemen.[4] Ik verwacht namelijk dat, wanneer ik geweldige prestaties heb geleverd, de Babyloniërs mij onder andere de sleutels van de stadspoorten zullen toevertrouwen. Daarna is het aan mij en de Perzen om te doen wat nodig is.”

Zopyros de deserteur

[156] Na het geven van die instructies begaf hij zich naar de stadspoort, terwijl hij als een echte overloper steeds achter zich omkeek.[5] De mensen die daarvoor waren opgesteld, kregen hem vanaf de wachttorens in zicht en renden naar beneden. Ze zetten een van de deurvleugels op een kier en vroegen hem wie hij was en wat de bedoeling van zijn komst was. Hij verklaarde dat hij Zopyros was en naar hen overliep. Toen de poortwachters dat hadden gehoord, brachten zij hem voor het college van bestuurders van de Babyloniërs.

Geschenk uit de hemel

Eenmaal aan hen verschenen zette hij het op een jammeren en gaf hij Dareios de schuld van wat hij zichzelf had aangedaan. Hij was zo toegetakeld, omdat hij hem had geadviseerd om z’n leger terug te trekken, want het was evident dat er geen enkele mogelijkheid was tot verovering van de stad. “Nu ben ik, Babyloniërs,” sprak hij met klem, “gekomen voor jullie als een geschenk uit de hemel, maar als een nachtmerrie voor Dareios, zijn leger en de Perzen. Hij zal, na mij zo verminkt te hebben, er niet ongestraft vanaf komen. Bovendien ben ik op de hoogte van alle uitwerkingen van zijn plannen.”

Zoiets zei hij.

Een leger voor Zopyros

[157] Toen de Babyloniërs zagen dat een man, die bij de Perzen het hoogste aanzien had, geen neus en oren meer had en door zweepslagen onder de bloedvlekken zat, waren zij er heel zeker van dat hij de waarheid sprak en als bondgenoot van hen kwam en waren bereid hem toe te vertrouwen waarom hij vroeg. En hij vroeg om… een leger.

Nu hij dat van hen had gekregen, deed hij wat hij met Dareios had afgesproken. Na negen dagen liet hij het leger van de Babyloniërs buiten de muren aantreden, omsingelde de duizend manschappen die hij Dareios als eerste had laten opstellen en bracht hen om het leven.

Promotie

Toen de Babyloniërs hadden opgemerkt dat hij presteerde zoals door hem beloofd, waren ze zeer opgetogenen en logischerwijs bereid volledig met hem mee te werken. Na het afgeproken aantal dagen[6] te hebben afgewacht, leidde hij weer een lichting Babyloniërs naar buiten en sloeg de tweeduizend soldaten van Dareios neer. De Babyloniërs waren ook van die prestatie getuige en er was niemand die niet lovend over Zopyros sprak.

Weer liet hij het afgesproken aantal dagen[7] voorbijgaan en een leger naar buiten gaan naar de vooraf vastgestelde plek en sloeg de vierduizend manschappen na een omsingeling neer. Toen hij ook die prestatie had geleverd, had Zopyros het bij de Babyloniërs helemaal gemaakt en werd hij benoemd tot bevelhebber van het leger en beheerder van de stadsmuren.[8]


[1] Strikt genomen is Babylonia de zuidelijke helft van Mesopotamië, Assyria de noordelijke helft.

[2] Zowel ‘de poort van Semiramis’ als ‘de poort van Niniveh’ bevonden zich in de binnenste stadsmuur aan de noordkant van Babylon.

[3] ‘De poort van de Chaldeeërs’ bevond zich in de binnenste stadsmuur aan de zuidkant van Babylon.

[4] Deze poorten bevonden zich aan de oostkant van Babylon.

[5] Zopyros speelde toneel en deed alsof hij werd achtervolgd; deze passage laat van de kant van de schrijver een sterk staaltje van pathos zien.

[6] Zes dagen om precies te zijn (vgl. hfdst. 155).

[7] Twintig dagen om precies te zijn (vgl. hfdst. 155).

[8] In die laatste hoedanigheid kreeg Zopyros de beschikking voer de sleutels van de stadspoorten.